Architectuur

Sterk gebouwd & makkelijk in onderhoud

Tentoonstelling en publicatie over het ambt en de bouwpraktijk van de provinciale architecten van 1834 tot 1970 Overal in de provincie Antwerpen staan scholen, gemeentehuizen, pastorieën, ... ontworpen door de provinciale architecten. Want tussen 1834 en 1970 werkten er bij de provincie Antwerpen maar liefst 21 “provinciale bouwmeesters”. Deze architecten drukten gedurende méér dan een eeuw op onnavolgbare wijze hun stempel op het uitzicht van vele dorpen en gehuchten. “De provincie Antwerpen had hiermee het langste architecten in dienst die gebouwen ontwierpen voor lokale besturen. Bij de andere provincies werd dit rond de eeuwwisseling afgeschaft.” stelt gedeputeerde Ludo Helsen. De mooiste plans werden geselecteerd uit het provinciearchief en staan van 23 september tot 29 oktober tentoongesteld in de Koningin Fabiolazaal.

Tussen 1834 en 1970 werkten er bij het bestuur van de provincie Antwerpen een twintigtal zogenaamde “provinciale bouwmeesters”. In opdracht van het provinciebestuur en van lokale besturen gaven zij, door de bouw of restauratie van gemeentehuizen, scholen, kerken, pastorieën, rijkswachtkazernes en zelfs dorpspompen vorm aan het uitzicht van vele dorpen en gehuchten. Zo bepaalden zij tot op vandaag ons beeld van het dorp.

Gemeenteraad op café
De functie van overheidsarchitect ontstond in de Franse periode maar werd het meest zichtbaar na de Belgische onafhankelijkheid. De provincies vervulden zeker in de kleine landelijke gemeentes, een steeds belangrijker rol, ook op architecturaal vlak. Deze gemeenten waren in het verleden vaak financieel niet sterk genoeg om bouwprojecten alleen te realiseren en te financieren. Voorheen vergaderde hun gemeenteraad dan ook vaak op café. Dankzij de inbreng van de provinciale architecten kregen zij een volwaardig gemeentehuis.

Strikte scheiding tussen jongens en meisjes
De provincie Antwerpen regelde de functie van provinciaal architect in 1849. Maar de eerste echte ‘provinciale architecten’, Louis Serrure en Ferdinand Berckmans, waren al voor 1834 in dienst. Zij hielden toezicht op werken aan overheidsgebouwen en gebouwen voor de eredienst, maar konden op vraag van een gemeente belast worden met een ontwerpopdracht. Soms kregen ze ook kleinere verbouwopdrachten. Toen in 1873 de richtlijn kwam om jongens en meisjes niet meer in gemengde dorpsklasjes te onderwijzen maar om de geslachten strikt te scheiden moesten ze vaak klassen bouwkundig in twee splitsen en scheidingsmuren op de speelplaats laten optrekken. Ook de woning van de onderwijzer en de onderwijzeres moesten zo ver mogelijk van mekaar verwijderd staan.

Vooraanstaande plaats binnen de Belgische architectuurgeschiedenis
Tussen 1834 en 1970 telde het provinciebestuur een twintigtal provinciale architecten. Hiertussen vinden we illustere figuren als Ferdinand Berckmans, Jozef Schadde, Leonard Blomme, Eugène Gife, Pieter-Jozef en Jules Taeymans, Eduard Careels en Jozef Schellekens, maar ook vergeten namen als Johan Van Gastel, Jan en Frans Sel, Louis Gife of J. Pignet.

Van het neoclassicisme over de introductie van de neogotiek en de neorenaissance tot het modernisme, speelden deze architecten een belangrijke rol in de verspreiding van de architectuur in het landelijke gebied. Naast hun ambtenarenloopbaan hadden ze vaak een privé-praktijk en gaven ze les aan de academie of aan een tekenschool. Velen van hen bekleedden een vooraanstaande plaats binnen de Belgische architectuurgeschiedenis, maar als ambtenaar zagen zij zich geconfronteerd met beperkingen van mensen en middelen. Vaak moesten zij bijvoorbeeld dezelfde plannen voor een school of gemeentehuis gebruiken in verschillende gemeenten. Zo zie je sterkgelijkende gebouwen in de provincie.

“Banale” architectuur
De tentoonstelling en de bijhorende publicatie belichten de nog te weinig gekende, “banale” architectuur van onze dagelijkse woonomgeving. Het uitzicht van dorpen en gemeenten zou door het werk van deze ambtenaren voorgoed veranderen. Gemeentehuizen, gemeentescholen, pastorieën, parochiekerken, gasthuizen, rijkswachtkazernes tot zelfs dorpspompen waren doorgaans realisaties van provinciale architecten, in hun eigen kenmerkende stijl. In de tentoonstelling en de publicatie staat de diversiteit aan gebouwentypes die tot in de verste uithoeken en kleinste gemeenten van de provincie letterlijk vorm gaven aan het maatschappelijke leven, centraal.

Prestigeprojecten
Ook vier prestigewerven van het Antwerpse provinciebestuur zelf komen aan bod. De restauratie van het paleis van Margaretha van Oostenrijk in Mechelen en het kasteel in Turnhout, de voormalige provincieraadzaal in Antwerpen en het openluchttheater in het Rivierenhof in Deurne waren eigen werven van het bestuur waar de provinciale architecten, minder beperkt door een gebrek aan financiën, ten volle hun talenten konden tentoonspreiden.

Praktisch:

De tentoonstelling "Sterk gebouwd & makkelijk in onderhoud. Ambt en bouwpraktijk van de provinciale architecten van de provincie Antwerpen (1834-1970)" loop van 24 september tot 29 oktober 2006.

Locatie: Koningin Fabiolazaal, Jezusstraat 28, 2000 Antwerpen
Openingsuren: Dinsdag tot zondag van 10 tot 17u, maandag gesloten

Naar aanleiding van de tentoonstelling verschijnt een ruim geïllustreerde publicatie, een uitgave van het provinciebestuur in samenwerking met uitgeverij Marc Van De Wiele. Het boek is verkrijgbaar bij de boekhandel. U kan het ook bestellen bij het provinciebestuur van Antwerpen op het tel. nr. 03/240 51 31 of frans.de.poorter@admin.provant.be