Architectuur

Vormgevers moeten ook kleurgevers zijn

Er wordt veel te weinig serieuze aandacht aan de factor kleur besteed in het huidige architectuuronderwijs. Op termijn zullen de gevolgen in de bebouwde omgeving zichtbaar zijn, vindt prof.dr.mr. Jenno Witsen, voorzitter van de jubilerende stichting Kleur Buiten (SBK).

De kansen die de stedenbouw en architectuur hebben om de samenhang van en tussen de publieke ruimten te versterken zullen door de weinige aandacht voor kleur in het huidige architectuuronderwijs verminderen. Dat zei prof.dr.mr. Jenno Witsen, voorzitter van de jubilerende stichting Kleur Buiten (SBK), bij de presentatie van een boekje over de karakteristieke, witte gebouwen in Den Haag.

Ieder architectuurontwerp is een combinatie van vorm en kleur, die niet alleen een grote invloed op de omgeving, maar ook op elkaar hebben. Alleen al daarom zouden vormgevers ook kleurgevers moeten zijn. “Wanneer wij een ontwerper een vormgever noemen, doen we dus tekort aan de rol die kleur in het ontwerp speelt”, aldus Witsen. “Kleuren vormen een belangrijk element in het ontwerp en toch lijkt het er steeds meer op alsof kleuren impulsief en ondoordacht aan het ontwerp zijn toegevoegd.

Dogma’s
Kleur kan een duidelijk statement zijn, maar vormt ook een verantwoorde aansluiting of juist scheiding met de omgeving of de historie, accentueert de dynamiek van de publieke ruimte of zorgt voor verbinding of juist isolement.
In de kern is de ruimte zonder kleur vormloos. Ruimte komt tot leven door kleur en licht, iets dat niet iedereen voldoende schijnt te beseffen”. In dat opzicht refereerde de SBK-voorzitter niet alleen aan architecten en stedenbouwers die onvoldoende kennis van zaken rond de effecten van kleuren op het gebruikte bouwmateriaal en op de omgeving bezitten, maar ook aan opdrachtgevers, zoals gemeenten. Ir. Wytze Patijn ging in zijn speech in op enkele dogma’s in de relatie kleur/architectuur.
Zo vond de oud Rijksbouwmeester het opvallend dat architecten tegenwoordig zo’n beperkt zicht hadden op de toepassing van kleuren, vooral in wat meer gedurfde maar doordachte combinaties. Van Doesburg, Oud, Van Eyck en Rietveld hadden er geen moeite mee bewust felle contrasterende kleuren te gebruiken, terwijl er nu vooral voor de veilige, traditionele weg gekozen wordt, met zwart als kenmerkende en overheersende kleur. Het lijkt wel alsof er bij vormgevers een zekere afkeer voor kleur bestaat.
Vanuit een ander dogma – het materiaal moet voor zichzelf spreken – vindt de toepassing van donkere, metallic baksteen, roestvrij staal, glas of houten kozijnen plaats. Ook dat bevordert een weloverwogen toepassing van kleurcombinaties niet.

Achtergrond
De opvatting dat alleen mensen kleur kunnen geven aan een gebouw is evenzeer volstrekt achterhaald. Die gedachte gaat er immers van uit dat een gebouw slechts als achtergrond dient, hetgeen een passieve voorstelling van zaken is. De kleur van een gebouw wordt vaak eerder waargenomen dan de vorm ervan.
Ten slotte constateerde Patijn dat het niet zinnig is vanuit een zogenaamde samenhang het kleurgebruik buiten en binnen hetzelfde te laten zijn. Het gevolg daarvan is saaiheid en eenvormigheid, terwijl een dergelijke opvatting bovendien geen recht doet aan de vaak totaal verschillende functies of de wensen van bewoners of gebruikers van zo’n gebouw.
Kortom, er zijn mogelijkheden genoeg om goedkoop, flexibel en democratisch de fysieke omgeving van een nieuwe, eigentijdse impuls te voorzien.Dat kleur wel degelijk een bepalende rol kan spelen in politieke discussies over ruimtelijke ontwikkelingen memoreerde wethouder Hilhorst na de overhandiging van het eerste exemplaar van ‘Kleurroute Den Haag’. Bij de afwegingen over de toekomst van het Wijnhavengebied waar nu de ministeries van Binnenlandse Zaken en Justitie en de Zwarte Madonna staan is onlangs op voorstel van rijksbouwmeester Jo Coenen naar drie varianten gekeken. Die varianten zijn sterk bepaald door een specifieke kleur: wit, de aansluiting op het Centraal Station en het Atrium; bruin, verwijzend naar de Muzentoren en het kantoor van de Nederlandse Mededingingsautoriteit en glas, de transparantie van het ministerie van VROM.
Uiteindelijk is er weliswaar gekozen voor een compromis, maar dat het kleurgebruik in dit nieuwe hart van Den Haag ‘zowel kleurrijk binnen als buiten’ opvallend en inspirerend zal worden, staat volgens de Haagse wethouder buiten kijf. Kleur – of dat nu wit of een veelheid van combinaties daarmee is – blijft immers een belangrijk visitekaartje voor de residentie. Het gebruik ervan onderstreept de stedelijke identiteit.