Nieuwbouw

Innovatiegolf kan in de bouw tot 70.000 extra jobs leiden

Het energieverbruik in de Vlaamse woningen moet tegen 2020 (bijna) naar nul en het grondstoffengebruik in de bouw moet fors omlaag. De komende tien jaar staat de bouw voor een omwenteling. Daarvoor is innovatie nodig. Dat is het thema van het visierapport dat de Vlaamse Confederatie Bouw (VCB) vandaag voorstelt. Van cruciaal belang is dat de nieuwe technieken aansluiting vinden op de markt. De overheid moet daarvoor een gunstig kader scheppen. Als de innovatiebeweging in de bouw lukt, kan zij uiteindelijk leiden tot 35.000 extra jobs bij de aannemers en tot 35.000 extra jobs in de bouwverwante bedrijven. Het aandeel van de bouw- en de bouwverwante bedrijven in de totale tewerkstelling zal dan stijgen van 12% naar 14% en meer. Onze economie zal dus bouwintensiever worden en ook voor het leefmilieu zal de bouw aan belang winnen.

De impact van de bouw is enorm. De helft van het materiaalgebruik heeft met de bouw te maken. Het bouw- en slooppuin alleen vertegenwoordigt al ongeveer 10 miljoen ton per jaar. Dat is dubbel zoveel als het afval van al de Vlaamse huishoudens samen. Gebouwen staan in voor maar liefst 40% van het energieverbruik, meer nog dan bijvoorbeeld de transportsector. Elke procent besparing van grondstoffen en energie in de bouw heeft dus een enorme ecologische én economische impact.

Drie grote uitdagingen

Op 14 jaar tijd is de bouw op het vlak van isolatie moeten evolueren van een K65- naar een K45-peil. Daar heeft de bouw ruim de tijd voor gehad. In 2006 kwam er voor het eerst een alomvattend E-peil. Bovendien is dit E-peil vier jaar later met 20% verlaagd van E100 naar E80. Op 18 juni werd de aangepaste Europese richtlijn op de energieprestaties van gebouwen gepubliceerd. Die legt op dat nieuwe gebouwen tegen eind 2020 allemaal ‘bijna energieneutraal’ zullen moeten zijn en overheidsgebouwen zelfs al tegen eind 2018. Dit impliceert dat nieuwe gebouwen nog heel wat energiezuiniger moeten worden dan nu en tegelijk meer op hernieuwbare energie zullen moeten werken. Het E-peil gaat dan wellicht rond E20 landen. Voor deze forse verlaging krijgen we amper tien jaar de tijd. Daarvoor is versnelde innovatie nodig. Nog dit jaar zal de Vlaamse regering – conform de Europese richtlijn – moeten bepalen welk tussenniveau zij tegen het midden van het decennium zal willen halen.

Tegelijk moet de bouw in Vlaanderen het hoofd bieden aan een forse demografische druk. Volgens het Planbureau evolueert Vlaanderen van 6,2 miljoen inwoners nu naar 6,9 miljoen inwoners in 2040. Nu reeds leidt de bevolkingstoename tot de bouw van containerklassen voor peuters. Het zal niet lang duren vooraleer daardoor ook de behoefte aan woningen fors zal toenemen. Het is een tendens die door de overheden systematisch wordt onderschat.

Een derde uitdaging betreft het toenemend tekort aan grondstoffen voor de bouw, zowel internationaal als in eigen land. De bouw recycleert momenteel ongeveer 90% van het bouw- en slooppuin. Maar daarnaast bestaat in de bouw nog een belangrijke behoefte aan primaire grondstoffen die op ongeveer 40 miljoen ton per jaar kan worden geraamd. Op die manier staat in de bouw 1/5de recyclage tegenover 4/5de gebruik van grondstoffen. Maar in de toekomst zal het grondstoffenverbruik in de sector nog verder moeten afnemen. Ook op dit vlak wordt innovatie cruciaal.

Huidige innovatiedynamiek

De VCB heeft haar leden ondervraagd naar hun innovatie-inspanningen. Van de respondenten telde slechts 12% meer dan 20 werknemers. De bouw is nu eenmaal een KMO-sector. Ongeveer de helft van de respondenten verklaarde aan innovatie te doen. Daarvan verklaarde circa een derde zelf te innoveren. 27% werkte op het vlak van innovatie samen met andere ondernemingen en bij 36% kwam de innovatie enkel van andere ondernemingen. Die ‘andere ondernemingen’ waren vooral leveranciers. Een minderheid van de bouwbedrijven is dus voortrekker. Het is wel een belangrijke minderheid die de markt kan doen kantelen.

De meeste bouwbedrijven volgen de reglementeringen maar zonder vooruit te lopen op wat komen zal. Sommige gaan zich wel als voorlopers profileren: eerst enkele nichespelers maar gaandeweg ook grotere spelers, zoals de sleutelopdedeurbedrijven en andere aannemers van grootschalige bouwprojecten. Het zijn deze voorlopers die uiteindelijk een toenemende impact gaan uitoefenen op de binnenlandse bouwproducenten die daardoor ook producten op de markt gaan brengen die op de regelgeving vooruit lopen.

Door de innovatieve manier waarop deze bouwbedrijven inspelen op de vragen van hun klanten, zetten zij bouwverwante bedrijven aan tot innovatie. Op die manier komt tussen bouw, industrie, diensten en logistiek een intensieve kruisbestuiving tot stand die tot continue innovatie leidt. Recentelijk werd stevig gediscussieerd tussen Geert Noels en Paul De Grauwe over het verdere nut van industrie in Vlaanderen. De VCB vreest nu dat als de industrie – de productie – naar het buitenland verhuist, de kruisbestuiving met de bouw sterk zal verminderen. Het is moeilijk tot wederzijdse wisselwerking te komen tussen toepassing en productie als de industrie in het (verre) buitenland zit. Precies de bouw kan ervoor zorgen dat in Vlaanderen een stevig verankerde industrie kan blijven bestaan die zich continu vernieuwt.

Belemmeringen voor innovatie

In de bouw zijn technische goedkeuringen cruciaal. Wat technisch niet is goedgekeurd, is minder betrouwbaar en is dus risicovoller. De technische goedkeuringen moeten dus gelijke tred kunnen houden met de behoeften aan nieuwe producten. Zoniet dreigt een toenemende onzekerheid. Om de kloof te dichten zou men de technische goedkeuringen kunnen versnellen. Maar ook dat is niet zonder risico’s. De goedkeuringen zelf moeten altijd betrouwbaar blijven.

Vandaar dat het aangewezen is zoveel mogelijk technieken te gebruiken die nauw aansluiten bij bestaande goedgekeurde technieken, door bijvoorbeeld eerder een verbeterde versie van een bestaand isolatieproduct te gebruiken in plaats van volstrekt nieuwe producten te introduceren, zoals vlas en wol. In de bouw moeten technische goedkeuring en innovatie hand in hand gaan omdat ook bij milieuvriendelijke producten de technische bouwkwaliteit moet gegarandeerd blijven.

Maatstaven – zoals het E-peil – moeten continu worden aangepast. Nieuw in 2011 is dat koudebruggen vanaf dan in het E-peil zullen worden ingerekend. Zoals eerder in Nederland gaat men ook in België steeds meer over naar de collectieve toepassing van geothermie, d.w.z. hernieuwbare energiebevoorrading via warmte uit de bodem. De manier waarop het E-peil wordt berekend, mag dergelijke innovaties niet uitsluiten.

Het huidige blikveld van de aannemer is doorgaans beperkt tot de oplevering en – voor de structurele elementen – tot de 10-jarige aansprakelijkheid. Maar voor leningen vragen banken steeds meer garanties op het vlak van energiebesparing voor 20 à 25 jaar. In PPS-constructies moeten de prestaties van de gebouwen vaak over 20 à 30 jaar worden gegarandeerd. Bij dergelijke constructies zijn de aannemers niet alleen verantwoordelijk voor bouw en ontwerp maar ook voor het langetermijnonderhoud. Er is ook het toenemend belang van de life cycle costs voor de totale levensduur van gebouwen. Dit maakt dat innovatieve technieken in de bouw nog meer dan voorheen goed moeten scoren op lange termijn.

Ongeveer 55% van de overheidssubsidies voor gericht industrieel onderzoek gaan naar het IWT (Agentschap voor Innovatie door Wetenschap en Technologie). Daarvan gaat slechts 2% naar de bouw in de ruime zin van het woord. Volgens de VCB mag de Vlaamse overheid zich niet blindstaren op volstrekt nieuwe high tech nichemarkten. Zeker in de bouw – gezien de langetermijnimplicaties van gebouwen – bestaat innovatie erin bestaande bouwmethoden te optimaliseren. Het Vlaams steunbeleid moet daar rekening mee houden.

Marktgedragen oplossingen

De overheidsinvesteringen staan in voor een vierde van de totale bouwinvesteringen. Die moeten de komende jaren met 20% omhoog om tot duurzame overheidsgebouwen te komen. Maar de budgettaire mogelijkheden van de overheid zijn momenteel beperkt ten gevolge van de economische crisis. Het komt er op aan slim te investeren. De VCB pleit dus voor ‘smart investment’

Zo is het mogelijk energiebesparende investeringen te laten financieren via een Esco (Energy Saving Company). Daarbij worden de investeringen betaald met de verlaagde energie-uitgaven van de eerstkomende jaren. Voor federale gebouwen bestaat het Fedesco-instrument. Ook Vlaanderen zou over een dergelijk instrument moeten kunnen beschikken, met name voor de talrijke gebouwen van de Vlaamse overheid maar ook voor de gebouwen van provincies en gemeenten. Het is aangewezen dat dit Esco complementair werkt aan het aanbod dat de private sector op dit vlak heeft uitgewerkt, en ook de nodige risico’s wil nemen, wat Fedesco tot nu toe niet doet.

Drie vierden van de bouwinvesteringen komen op de private markt tot stand. Daarvoor is het belangrijk dat de overheid een duidelijk kader schept, met betrouwbare maatstaven, duidelijke doelstellingen op lange termijn (die juist iets hoger liggen dan in het buitenland), gerichte milieuheffingen (die negatieve effecten op het milieu integreren) en gerichte onderzoekskredieten (niet te lang maar ook niet te kort om een product op de markt te zetten). Voor een gerichte toepassing van de Vlaamse onderzoekskredieten zal de VCB nog dit jaar op basis van haar visierapport een witboek samenstellen dat de onderzoeksbehoeften van de sector duidelijk in kaart brengt.

Bij woningen met een lager E-peil kan de hogere investerings- en leningskost in belangrijke mate gecompenseerd worden door fors lagere energie-uitgaven. Dat blijkt duidelijk uit de eerste resultaten van de E-calculator die de VCB heeft laten ontwikkelen. Het is wel belangrijk voor woningen tot duidelijke labels te komen die zekerheid geven over de werkelijke energiebesparingen. Zo moet het E-peil de reële energiebesparingen correct weerspiegelen. Dit moet aan de banken de nodige zekerheid bieden om de hogere investeringen te prefinancieren. Daarnaast is er het belang van de Verzekering Gewaarborgd Wonen om zekerheid te geven dat ook wie zonder werk valt, zijn lening kan blijven afbetalen. De VCB vindt het alvast positief dat deze verzekering gratis is voor elkeen die een woning laat bouwen met een lager E-peil (E70). Op die manier bevordert de verzekering energiezuinige woningen.

Om in de bouw het gebruik van gerecycleerde producten te verhogen zouden producenten, naar analogie met wat Desso voor haar tapijten doet, verantwoordelijkheid kunnen opnemen voor de latere terugname. Dat is wel enkel realiseerbaar wanneer het aantal producenten relatief beperkt is, en ligt veel moeilijker voor producten die wijd verspreid worden aangeboden, zoals bij houtafval. Veel zal ook afhangen van de mate waarin meer puin vrijkomt door sloopwerken.

Door het almaar strengere E-peil voor nieuwe gebouwen zal het verschil met oudere gebouwen steeds groter worden. Dit zal tot grondige renovaties leiden en de ontwikkeling van innovatieve energiebesparende renovatietechnieken bevorderen. Maar die zullen niet altijd betaalbaar zijn. Vandaar dat er meer vervangende nieuwbouw zal komen. In Nederland verwacht men dat de hoeveelheid slooppuin tegen 2025 met 60% zal toenemen. Al even belangrijk zijn innovaties om in gebouwen met lichtere constructies te werken die minder grondstoffen behoeven. Enkel via een combinatie van maatregelen zal het recyclageaandeel in de bouw dus verder kunnen toenemen.

Economie wordt bouwintensiever

Het VBO (Verbond van Belgische Ondernemingen) heeft berekend dat alleen de energiebesparing in gebouwen tot 2,5 miljard euro minder import van brandstoffen leidt. We merken dat de Belgische handelsbalans de laatste jaren stelselmatig verslechtert. In 2009 eindigde de Belgische handelsbalans met een tekort van 2,5 miljard euro. Als we de vereiste energiebesparingen doorvoeren, kan dit onze handelsbalans niet eenmalig maar structureel verbeteren. Als we iets voorop lopen op andere landen in Europa, kan dit zelfs leiden tot een bijkomende exportbonus.

De VCB schat dat het door haar uitgetekende beleid tegen 2020 een extra tewerkstellingseffect van ongeveer 70.000 jobs kan opleveren waarvan de helft direct in de bouw en de andere helft indirect bij bouwverwante activiteiten. Een klassieke Keynesiaanse aanpak beperkt zich tot het verhogen van de overheidsinvesteringen. Maar dit zou volgens de VCB slechts 15.000 extra jobs opleveren. Volgens de VCB volstaat het dus niet dat de overheid haar eigen investeringen optrekt.

De overheid moet tegelijk de private markt ondersteunen. In eerste instantie moet zij daarvoor een rechtszeker kader creëren. Omwille van de initiële meerkost van duurzaam bouwen wordt de betaalbaarheid meer dan voorheen een cruciaal aandachtspunt. Alhoewel deze extra investeringskost nadien kan worden terugverdiend, moeten kandidaat-bouwers wel de stap naar duurzaam bouwen kunnen zetten. Vandaar het belang van gerichte steunmaatregelen waaronder premies en subsidies voor de minst bemiddelde gezinnen. Enkel op die manier zal de overheid het totaal extra tewerkstellingseffect – de eco-Keynesiaanse multiplicator – van 70.000 jobs kunnen bereiken. Het zal een duurzaam tewerkstellingseffect zijn, onafhankelijk van toekomstige conjunctuurschommelingen.

Huidige bouwconjunctuur

Wat betreft de toegekende bouwvergunningen, hebben we de laatste jaren een forse daling van het aantal vergunde flats gekend, minder van het aantal vergunde huizen. Begin dit jaar heeft een belangrijke ommekeer plaatsgehad. In plaats van een daling heeft zich een forse stijging voorgedaan, vooral in de huizenbouw. Het gaat voornamelijk om de verwerking van de talrijke vergunningen die nog voor eind maart werden ingediend om van het tijdelijk verlaagd BTW-tarief van 6% op nieuwbouw te kunnen genieten en die momenteel door de gemeenten worden toegekend. Maar het is maar de vraag of deze stijging duurzaam zal zijn. Tegelijk merken we een daling in het aantal vergunningen voor niet-woongebouwen (kantoor-, industrie- en handelsgebouwen). De pieken in toegekende vergunningen voor niet-woongebouwen die nog in 2007 en 2008 voorkwamen, zijn intussen voorbij.

Uit een recente enquête van de VCB bij de Vlaamse woningbouwers blijkt dat de huidige activiteit nog meevalt en het huidige orderboek nog relatief goed gevuld is. Het verlaagd BTW-tarief heeft heel wat kandidaat-bouwers ertoe aangezet om versneld de beslissing te nemen om te bouwen. Maar nu dat deze maatregel er niet meer is, maken de Vlaamse woningbouwers zich zorgen voor wat komen gaat. Het door de VCB berekende tewerkstellingseffect op lange termijn is dus geen verworvenheid. Het effect kan dus nog helemaal anders uitvallen.

Van cruciaal belang voor een herstel van de bouwactiviteit op lange termijn is de betaalbaarheid van duurzame gebouwen. De VCB werkt momenteel samen met andere organisaties uit de bouwsector en uit bouwverwante sectoren aan een tienjarenplan om via innovatieve producten en processen en via opleiding tot betaalbare energiezuinige gebouwen te komen. Naarmate schaal- en leereffecten optreden, zullen die technieken goedkoper worden. Aan kandidaat-bouwers raadt de VCB aan nu alvast de bouwschil goed te isoleren – zo komen ze al snel aan een E60-woning – en te profiteren van de historisch lage rentestand. Naderhand kunnen zij installaties aanbrengen die het E-peil verder verlagen. Nu reeds bieden goed georganiseerde bouwbedrijven energiezuinige woningen aan met een beperkte meerkost.

Aan de overheid vraagt de VCB het goede voorbeeld te geven, zowel op technisch als op financieel-organisatorisch vlak. De Europese richtlijn verplicht de overheden er trouwens toe al in 2018 tot bijna energieneutrale gebouwen te komen. Daarnaast vraagt de VCB aan de overheid een plan om de vraag naar duurzame gebouwen te ondersteunen, met name voor diegenen die anders de financiële stap naar een energiezuinige woning niet kunnen zetten. Een gerichte toekenning van een lager BTW-tarief voor nieuwbouw kan daar deel van uitmaken.

Reactie van minister Lieten

Vlaams minister van Innovatie Ingrid Lieten reageert alvast positief: “Het visierapport van de VCB maakt nog maar eens duidelijk dat innovatie cruciaal is om jobs te creëren in Vlaanderen. De bouwsector staat nu voor drie grote maatschappelijke veranderingen die enorme opportuniteiten bieden, namelijk het streven naar duurzaamheid, de demografische druk en de vergrijzing. Met dit visierapport gaat de sector nu de uitdaging aan om mee op de kar te springen van een belangrijke innovatiegolf.

Ook binnen mijn beleid zet ik mij in voor meer innovatie in de bouwsector. Zo zal het in oprichting zijnde Vlaams Energiebedrijf ook een ESCO (Energy Saving Company) zijn. Deze zal in eerste instantie energiebesparingen en duurzame energieprojecten in Vlaamse overheidsgebouwen ontwikkelen en uitwerken, wat meteen werk betekent voor de bouwsector.

Daarnaast ben ik bijzonder blij dat de sector werkt aan een Witboek over innovatie. Ik zal in nauw overleg met de sector concrete acties uitwerken die innovatie in de bouwsector stimuleren. Ik denk dan onder andere aan subsidiemaatregelen bij het IWT. Tot slot roep ik de sector op om echt te investeren in het cradle-to-cradle principe. Daarbij zorgen producenten ervoor dat hun producten maximaal hergebruikt kunnen worden waardoor nutteloos afval vermeden wordt. Dat is niet eenvoudig maar we moeten ambitieus zijn om de bouwsector klaar te maken voor de toekomst”.