Architectuur

De binkies van de Nederlandse architectuur

In Nijmegen wordt weer geruzied over de bouw van woontorens in de stad. Een architect gooide de knuppel in het hoenderhok door met een plan voor twee woontorens te komen op een locatie nabij het Nijmeegse station.

Twee woontorens van 24 verdiepingen, bedoeld voor goedkope woningen, nabij het station in Nijmegen. De politiek lijkt er niet op te zitten wachten, wethouder Depla mompelt iets over het opstellen van een strategische visie, en voor een speciale ‘hoogbouwvergadering’ van de raadscommissie Stadsontwikkeling heeft architect Ton Langbroek vooralsnog geen uitnodiging ontvangen.

Die terughoudende opstelling is vanuit het perspectief van het ‘Flash Gordon-drama’ alleszins begrijpelijk. Begin jaren ’90 brak in de Waalstad immers al eens de hel los rondom een hoogbouw-project. Onder de flitsende titel ‘Flash Gordon’ zouden zes woontorens op een immense parkeergarage verrijzen. Midden in de stad, er moesten alleen nog wel een paar monumenten het veld ruimen. Afijn, het brede maatschappelijk verzet kwam in actie, de politiek was hevig verdeeld, een wethouder werd door zijn eigen partij afgevallen, en de Raad van State besliste uiteindelijk dat het allemaal niet door mocht gaan. De angst voor de maatschappelijke weerzin tegen woontorens zit er in Nijmegen dus nog goed in. Langbroek zet ondertussen de aanval in door het begrip ‘beeldvorming’ letterlijk te nemen en de stad te behangen met posters van zijn ontwerp.
Hoogbouw, en dan met name wonen in hoogbouw, blijft ook in deze nieuwe eeuw een omstreden issue in het platte Nederland. Zichzelf respecterende steden zoals Nijmegen, die streven naar meer ‘stedelijke allure’, worstelen met het formuleren van visie en beleid. Zelfs in een toch onomstreden ‘echte’ stad als Amsterdam gaat het niet van een leien dakje. De 150 meter hoge Arena-toren (de hoogste van het land, zo wordt gejubeld), een woontoren pal naast het Arena-stadion die de afsluiting moet gaan vormen van de prestigieuze Arena-boulevard in het prestigieuze Arena-gebied bestaat al jaren slechts op papier. Zo moest er bijvoorbeeld geprocedeerd worden tegen klachten vanuit de omliggende gemeenten over horizonvervuiling.
Alleen grote stad Rotterdam is pas een echte grote stad geworden toen men zich voor hoogbouw ging inspannen. Men begreep daar heel goed wat de potenties zijn van hoogbouw voor een opvallende skyline. Citybuilding is citybranding, oftewel, op z’n Rotterdams: heel clever. De stad heeft een officieel Hoogbouwbeleid, waarin onder meer locaties zijn aangewezen waar de bomen onbeperkt tot in de hemel mogen reiken. Alleen over de architectonische kwaliteit van de torens schijnt niet iedereen de loftrompet te blazen.

Macho
Nu is dat ook niet zo gemakkelijk, het vormgeven van zo’n kolossaal ding. Vanuit zijn aard al dominant, lijkt het alleen maar meer meer meer te moeten zijn. Meer glas, meer glans, meer staal, meer stoer, in een woord: behoorlijk macho. Het zijn de binkies van de architectuur, weinig subtiele statements, die het zelfs in hun naamgeving moeten hebben van de meest mannelijke aspecten van onze vaderlandse geschiedenis (van Admiraal tot Hoge Heren). Wel weer schattig, en opvallend niet-macho, is dan ‘Zorro’, een woontoren in De Aker in Amsterdam, van Tangram Architecten. Zo genoemd omdat zijn waaierachtige vorm de architecten deed denken aan de mantel van Zorro.
Als het ware in zijn eigen verstilde, monumentale hemelrijk, ver verwijderd van al het macho-gedrag, heeft ondertussen de eerste woontoren van Nederland weer eens een frisse schilderbeurt gekregen. Het lichtgele stucwerk van de gevel van de Nirwana-flat van architecten Duiker en Wiebenga uit 1929, aan de drukke kruising van de Benoordenhoutseweg en het Willem Witsenplein in Den Haag, is niet bestand tegen de hedendaagse luchtvervuiling. Met de bouw van de Nirwana-flat en het schrijven van het pamflet ‘Hoogbouw’(1930) braken de architecten indertijd een lans voor woontorens als oplossing voor het volkshuisvestingvraagstuk. Hoogbouw is efficient, hygiënisch (‘licht en lucht’), comfortabel en goedkoop, luidde hun betoog. Met de plaatsing van de flats in het groen, heb je ook nog eens de natuur – via de lift - aan je voeten.

Weerzin
Inmiddels heeft de geschiedenis deze idealen ingehaald. Met de sloop van de Bijlmerflats is definitief een einde gekomen aan de droom van gelukkige gezinnen in hun comfortabele flats. Nu is de geschiedenis van de Bijlmermeer een heel complexe, waarin maatschappelijke en stedenbouwkundige aspecten in een niet te stuiten neergaande spiraal zijn terechtgekomen. Maar gesteld kan wel worden, dat de gezinnen liever in een eengezinshuis met eigen tuin gingen wonen.
De maatschappelijke weerzin tegen wonen in hoogbouw blijft in Nederland groot. Misschien heeft het te maken met het idee van een historische breuk met de grond. Wonen doen we liever met de voeten stevig op de grond dan met ons hoofd in de wolken. Ook markeert de woontoren als kolossaal, in zichzelf gekeerd ‘ding-an-sich’ een breuk met het oude-vertrouwde, historisch gegroeide stedelijk weefsel.
Controversieel is hoogbouw dus nog steeds, en daarmee allerminst dood. Niet iedereen kiest immers voor een suburbaan gezinsleven. Er is wel degelijk een markt, van luxe-appartement tot studentenonderkomen. En horizonvervuiling of markerende skyline: opvallen doe je. Nog zoiets: intensief ruimtegebruik, dat is toch wat we willen in onze binnensteden? Dat het ook nog goede en goedkope woningen kan opleveren is dan mooi meegenomen. Nu de architectuur nog. Misschien kunnen we eens gaan nadenken over eigenschappen als ingetogenheid, gratie en souplesse. Tijd voor wat vrouwelijke trekjes voor onze binkies van de architectuur.