Architectuur

Alles in het belang van de vorm

Een stalen spantconstructie waar een huid van cederhout overheen gevouwen lijkt. De Noord-Hollandse architect Kees van Nunspeet ontwierp een atelier waarbij de basis ligt in het vasthouden van de aandacht voor de vorm van het gebouw.

Verscholen in Noord-Holland, hemelsbreed gelegen tussen Purmerend en Hoorn, ligt Oosthuizen. In het landelijke dorpje bouwde aannemersbedrijf Theo Milatz het nieuwe Atelier O’63 van Van Nunspeet in opdracht van beeldhouwer Marijke Oosterman.

Wat direct opvalt is het cederhouten dak aan de zuidkant. Het hout op het schuine dakvlak zorgt voor een groot deel van de afwatering. Milatz: “Mocht er water tussen de naden door komen dan loopt dat via waterdichte dampdoorlatende folie naar de goot.” Het staalskelet heeft een invulling van standaard dakisolatieplaten voor zowel de wanden, het dak als de houten puien. Ter plaatse van het dak is de folie mechanisch bevestigd met tengels. De cederhouten bekleding zit op de tengels. “Hierdoor ontstaat een luchtspouw tussen het dakhout en de folie om te voorkomen dat het hout aan de onderzijde nat blijft.”

Rabatlengtes
Het gebouwtje heeft een lengte van 12 meter. Milatz, die werkzaam is voor architectenbureau Peter Sas Architecten uit Amsterdam, paste rabatlengtes van 4 meter toe. “Omdat de aansluiting van kopse kanten op elkaar met betrekking tot vochtophoping kritisch is, hebben we de stuiknaden enigszins vrijgehouden en verholen goten in het dak opgenomen.”
Het opnemen van een afwatering die aan het zicht is ontrokken, is een opvallend kenmerk. Het lijkt Van Nunspeet erom gedaan alle aandacht op de strakke vorm van het gebouw en het cederhout te houden. De verholen goten van het dak monden uit in een gootconstructie die vanaf het maaiveld niet te zien is doordat deze achter de rabatdelen in de muurdikte zijn opgenomen. Zelfs de regenafvoeren lijken te ontbreken doordat Van Nunspeet ook deze bouwonderdelen in de muurdiktes heeft opgenomen.
Onder het maaiveld komen de HWA’s samen in de aansluitleiding. Ook het ontwerp van de toegangsdeur aan de noordzijde draagt bij aan het kenmerk. Deze heeft namelijk meer weg van een draaibaar deel van de wand zodat eigenlijk van een deur geen sprake is. Om de aandacht van de bezoeker verder niet af te leiden, heeft de architect gekozen voor een betonnen kantplank ter hoogte van het maaiveld waar de rabatdelen op aansluiten. Metselwerk zou een verstoring van het beeld hebben gegeven.

Dakvlak
Het zuidelijke dakvlak steekt de nok voorbij over het andere dakvlak heen. Tussen het hoge en lage dak bevindt zich over de gehele lengte van het gebouw een glasstrook waardoor veel noorderlicht in het atelier valt. Vanuit het atelier zijn de gevels naar de weilanden en tuin geheel van glas.
De hoofdconstructie bestaat uit een zware spantconstructie in staal uitgevoerd vanwege de kabelbaan die in de lengte midden door het atelier loopt voor het transport van natuursteen en beelden. In het eindresultaat blijft de constructie in zicht.
Volgens Milatz is de brandwerendheid gewaarborgd door toepassing van zwaardere stalen profielen dan voor de constructie bouwkundig waren vereist; met HE-A 140 profielen in plaats van HE-A 120. “De meerkosten voor het extra staal bedragen ongeveer vijfhonderd euro. Voor dat geld kan je het dunnere staal niet bekleden of brandwerend coaten.”
Het atelier staat op een traditionele fundering met betonnen randbalken op 12 heipalen, en is voorzien van een betonnen vloer. De indeling van het atelier bestaat uit drie ruimtes met aan de Noordzijde het eigenlijke atelier, aan de Zuidzijde een tentoonstellingsruimte waarbij beide ruimtes gescheiden zijn door een tussenruimte met een berging.
Door de dubbele stolpdeuren te openen kan Oosterman zonder problemen materiaal of werkstukken van de ene naar de andere ruimte verplaatsen. Speciale voorzieningen om de ruimtes te scheiden waren niet noodzakelijk. Het enige dat de aannemer heeft aangebracht zijn extra stofstrippen onder de stolpdeuren tussen atelier en tussengedeelte om te voorkomen dat stof dat vrijkomt bij het bewerken van natuursteen in de tentoonstellingsruimte terechtkomt.