Vastgoed

Verhuurder mag tussentijdse opzegging niet uitsluiten in huurcontract

Verhuurder mag tussentijdse opzegging niet uitsluiten in huurcontract
In Nederland is wettelijk vastgelegd dat de huurder van tijdelijke woonruimte tussentijds de huur mag opzeggen om zo tijdig andere woonruimte te vinden. Dat klinkt als een dwingende bepaling waarvan niet in het nadeel van de huurder mag worden afgeweken. Dat is gebruikelijk in het huurrecht omtrent woonruimte. In de nieuwe wet (Wet doorstroming huurmarkt 2015) is dit bij vergissing echter niet vastgelegd. Verhuurders zouden dus in het huurcontract tussentijdse opzegging kunnen uitsluiten. NuRecht ontdekte deze fout en lichtte de Tweede Kamer in, die de minister om opheldering vroeg. Minister Blok laat weten dat deze vergissing onwenselijk is, dat tussentijdse opzegging niet mag worden uitgesloten en dat de wet hierop zal worden aangepast.

In het huurrecht is bepaald dat de huurder bij een tijdelijke huurovereenkomst eerder mag opzeggen. Bijvoorbeeld als dat nodig is om voor het einde van de huurperiode een nieuwe woonruimte te vinden. Die tussentijdse opzegging wordt bepaald in artikel 271 lid 1 van Boek 7 van Burgerlijk Wetboek. Heel handig voor de huurder. Want anders moet je tot het eind de huur betalen, maar kun je misschien op dat moment niet een nieuwe woning vinden. Stel nu dat je 3 maanden voor het einde van de huur een andere woning vindt, dan kun je volgens deze wetsbepaling de oude huurovereenkomst opzeggen. Zo zit je niet aan drie maanden dubbele huur vast.

Het huurrecht voor woonruimte is grotendeels 'dwingend' en daarom mag er niet in het nadeel van de huurder van worden afgeweken. In de wet staat: "Van de artikelen 272 tot en met 281 kan niet ten nadele van de huurder dan wel onderhuurder worden afgeweken." Daaruit lijkt te volgen dat dus wél van het genoemde artikel 271 mag worden afgeweken, ook in het nadeel van de huurder. En dan zit je als huurder dus wél aan dubbele huur vast, of erger.

Mr. G.P. Smit, de voorzitter van NuRecht, ontdekte de fout: "De wettelijke bepaling is als amendement van Kamerlid Albert de Vries in de wet gekomen. Vermoedelijk is daarbij over het hoofd gezien het van dwingend recht te maken. Maar op dit moment lijkt de wet zo wel te faciliteren dat verhuurders ten nadele van de huurder mogen afwijken. Verhuurders zullen dan naar verwachting standaard in het huurcontract opnemen dat huurders, ondanks genoemde wetsbepaling, tóch niet tussentijds de huur mogen opzeggen, of bijvoorbeeld een boete moeten betalen. Het artikel wordt dan natuurlijk een wassen neus. Dat lijkt niet de bedoeling van de wetgever en vandaar dat wij de Tweede Kamer om opheldering hebben verzocht."

De Kamer heeft daarop de verantwoordelijke minister om een toelichting gevraagd. In zijn reactie aan de Kamer laat de minister voor Wonen en Rijksdienst, Stef Blok, weten: "Gezien de parlementaire geschiedenis is de veronderstelling gewettigd dat dit niet de bedoeling is van de wetgever. Het lijkt ook ongewenst." De minister laat weten dat alsnog in de wet wordt opgenomen dat verhuurders niet in het huurcontract van deze tussentijdse opzegging mogen afwijken. Doen zij dat wel, dan is die bepaling nietig.

Ook interessant