In het EPB-voorstel preciseren de aanvrager van de stedenbouwkundige vergunning en de architect op voorhand de maatregelen die moeten worden genomen om aan de EPB-eisen te voldoen. Op basis van het EPB-voorstel kan de aannemer nog voor de start van de werken voor de kandidaat-koper exact berekenen welke extra kosten de EPB-eisen met zich zullen meebrengen. Deze kosten zullen hoger oplopen dan de overheid heeft geraamd. De terugverdieneffecten omwille van de lagere energiefactuur zullen dus pas over een langere periode worden gerealiseerd.
Dit zal de verleiding doen toenemen om zich te wenden tot ontwerpers en aannemers die het niet zo nauw nemen met de regelgeving. Daardoor dreigt concurrentievervalsing. Aannemers die de wetgeving wel volledig en correct toepassen, dreigen daardoor niet meer aan de bak te komen. Precies het EPB-voorstel zal ertoe leiden dat al de aannemers de meerkost op voorhand kunnen aanrekenen tegen gelijke concurrentiële voorwaarden omdat dit document vooraf voor iedereen duidelijkheid schept. Zonder EPB-voorstel is er enkel de EPB-aangifte als controle-instrument. Maar deze controle gebeurt pas achteraf, binnen de zes maanden na de oplevering.
De nieuwe EPB-eisen betreffen niet alleen de isolatie maar ook de energieprestaties en het binnenklimaat. Zij impliceren dus niet enkel een betere isolatie maar ook performantere installaties voor de verwarming van de vertrekken en voor sanitair warm water, waardoor zij op energetisch vlak beter scoren. Opdat een betere isolatie en luchtdichtheid van de woningen tot een gezond binnenklimaat zouden leiden, moeten de woningen eveneens met minimale ventilatievoorzieningen worden uitgerust.
Extra isolatie in de muurspouwen, extra vloerisolatie, performantere stookinstallaties en een andere dimensionering van de radiatoren leiden tot een totale meerkost van ongeveer € 4.000. Daarnaast moet men rekening houden met de verplichting de woning te ventileren. Hiervoor bestaan verschillende combinatiemogelijkheden. Afhankelijk van de gebruikte techniek schommelt de extra kost van € 1.000 voor natuurlijke toevoer via ventilatieroosters tot € 5.500 voor een systeem met warmteterugwinning, waarbij verse lucht van buiten wordt voorverwarmd door de temperatuur van afgevoerde lucht van binnen de woning.
De Vlaamse overheid heeft vooral het kostenverhogend effect van de ventilatieverplichting onderschat. Daarvoor bestaat al een Belgische norm sedert 1991. Uit het bestaan van deze norm leidt de Vlaamse overheid verkeerdelijk af dat zij al ruim wordt toegepast. Maar dat is niet correct. De publieke opinie aanziet ventilatievoorzieningen te vaak als geldverspilling en de toepassing ervan is dan ook uitermate beperkt gebleven, temeer daar de norm nooit wettelijk werd opgelegd. Vanaf januari 2006 komt er wel een verplichting. In vergelijking met de huidige woningen zullen de ventilatievoorzieningen dus tot een belangrijke kostenverhoging leiden.
De impact van de nieuwe energieprestatieregelgeving zal dus niet beperkt blijven tot de € 2.500 die de overheid ons voorhoudt. In werkelijkheid zullen kandidaat-bouwers geconfronteerd worden met een extra kostprijs die oploopt tot € 4.000 euro zonder rekening te houden met de ventilatievoorzieningen, tot € 5.000 euro indien de meest eenvoudige ventilatievoorziening wordt gebruikt, en zelfs tot € 9.500 voor meer gesofisticeerde ventilatietechnieken.
Marc Dillen Directeur-generaal VCB
Joost Callens Voorzitter Vlaamse Woningbouwers