Binnenafwerking

Vlaamse schrijnwerkers zien conjunctuur nog niet afzwakken

De bouwsector beleeft momenteel een hoogconjunctuur die volgens sommigen niet zo lang meer zal duren. De Vlaamse schrijnwerkers merken daar nog niets van. Ze hebben veel werk en ook de toekomst zien ze hoopvol tegemoet. Hun orderboekjes zijn, ook voor het najaar, goed gevuld. Ze zijn dan ook constant, en velen bijna wanhopig, op zoek naar extra personeel. Doordat het beroep technischer wordt, zoeken de schrijnwerkers vooral geschoolde arbeiders. De krapte op de arbeidsmarkt laat zich dus ook in de schrijnwerkerssector in alle hevigheid voelen. In die mate dat het tekort aan geschikte vaklui, in combinatie met de toenemende gemiddelde leeftijd van de schrijnwerkers, een reële bedreiging voor de toekomst van de sector betekent. Een ander knelpunt voor de Vlaamse schrijnwerkers is de voortdurende en vaak onvoorspelbare stijging van de prijzen van materialen en energie. De schrijnwerkers kunnen deze prijsstijgingen niet altijd of onvoldoende doorrekenen aan de klant en draaien zelf op voor de meerkosten. Dit alles blijkt uit de enquête van Bouwunie, de bij Unizo aangesloten Unie van het KMO-bouwbedrijf, bij 211 Vlaamse schrijnwerkers en interieurbouwers.

Om precies te zijn, onderwierp Bouwunie, in samenwerking met het onderzoeksbureau Marketing Development, midden mei 2007 211 Vlaamse schrijnwerkers, zowel leden als niet-leden van Bouwunie, aan een uitgebreide enquête. Hiervan heeft 31% geen personeel, 36% maximaal 4 werknemers, 15% 5 tot 9 werknemers en 18% 10 of meer werknemers.

Veel werk maar schrijnwerk wordt duurder

95% van de Vlaamse schrijnwerkers zegt ruim voldoende werk te hebben. 44% heeft het zelfs ‘te druk’. Ook de vooruitzichten zijn goed: 7 op 10 schrijnwerkers verwachten in de komende maanden voldoende werk te blijven hebben. 1 op 10 denkt minder werk te hebben. Bij de helft van de ondervraagden is het orderboekje duidelijk gegroeid. Opvallend hierbij is dat vooral renovatiewerken in de lift zitten en dat de aandacht voor energiebesparing en klimaatdoelstellingen de vraag naar thermische isolatie en hoogrendementsglas doet toenemen. Voldoende werk hebben, is uiteraard erg positief. Maar welke prijzen kunnen de Vlaamse schrijnwerkers hiervoor aanrekenen ? 25% van de schrijnwerkers signaleert dat de prijzen gestegen zijn. Maar ze nuanceren ook onmiddellijk: de stijging is een direct gevolg van gestegen kosten, voornamelijk van de materialen en van energie. Ook voor de komende maanden verwacht 1 schrijnwerker op 4 een verdere stijging van de prijzen. Het schrijnwerk wordt dus duurder.

Prijsstijgingen van veelgebruikte materialen (juni 2007 tegenover juni 2006)

Bron: Bouwunie op basis van enquête bij schrijnwerkers
Ter vergelijking: in de periode van april 2006 tot april 2007 steeg de gezondheidsindex met 2%.

Dringend gezocht: vakbekwame schrijnwerkers

Op vlak van tewerkstelling oogt de barometer goed, in die zin dat er nauwelijks ontslagen vallen. 83% van de schrijnwerkers werkt met evenveel of zelfs meer volk in vergelijking met enige tijd terug. 20% van de bedrijven is bezig met het zoeken naar nieuwe arbeidskrachten. Maar dit verloopt nog stroever dan in vorige jaren: 75% van alle bedrijven en liefst 92% van zij die actief aan het zoeken zijn, klaagt over ernstige problemen bij het vinden van personeel. Vorig jaar was dit nog respectievelijk 52% en 75%. De situatie is ronduit dramatisch aan het worden.

Gemiddeld 2,6 activiteiten per bedrijf

Een andere evolutie is de specialisatie van het moderne schrijnwerkbedrijf. Niet zozeer naar activiteiten toe, maar wel op het vlak van marktsegementen waarop de schrijnwerker-interieurbouwer zijn brood verdient. Opvallend is dat de particuliere nieuwbouwmarkt aan belang inboet: 66% van de schrijnwerkers is daarop aanwezig tegenover 85% vorig jaar. Dé markt voor alle bedrijven blijft de renovatiemarkt: 96% van de schrijnwerkers blijft hierop aanwezig. 13% van de bedrijven is actief op de overheidsmarkt en één op de vier op de projectmarkt (d.i. bouw van kantoren, scholen, ziekenhuizen, ...). Die laatste twee zijn typische markten voor de grotere schrijnwerkbedrijven.

De schrijnwerker oefent gemiddeld 2,6 schrijnwerkactiviteiten uit. Het buitenschrijnwerk (o.a ramen) blijft nagenoeg status-quo (60% van de ondervraagde schrijnwerkers doet dit) en moet de leidersplaats aan het binnenschrijnwerk (o.a. ingemaakte kasten) laten (70%). Dan volgen meubels en keukens (45%), interieurbouw, trappen, daktimmerwerk en binnenafwerking. Eén op de twee schrijnwerkers profileert zich nog als ‘algemene schrijnwerkerij’. De andere helft kiest ervoor als gespecialiseerde onderneming naar buiten te treden. Om met de klanten te communiceren is het huisbezoek naar de tweede plaats gezakt: 81% van de bedrijven bezoekt de klant terwijl telefonische contacten nu op de eerste plaats pronken (85%). De drukke agenda van de schrijnwerker is daar wellicht niet vreemd aan. Gemiddeld hanteren ze 3,6 communicatiemiddelen. 7 op de 10 bedrijven, vooral de grotere, gebruiken elektronische communicatie. 77% van de bedrijven met meer dan 10 werknemers hebben een website, terwijl het gemiddelde over alle bedrijven op 43% ligt. Niettemin is dit al 10% hoger dan 2 jaar geleden.

Het gebruik van software is nog niet bij alle schrijnwerkers ingeburgerd. Internet en e-mail hebben hun ingang gevonden, en ook tekstverwerking, internetbankieren en het gebruik van een rekenblad is bekend bij drie op vier, maar de schrijnwerkers gebruiken weinig andere toepassingen. Op het lijstje van gebruikte bouw- of schrijnwerkspecifieke toepassingen staat tekensoftware op de eerste plaats (38% van de schrijnwerkerijen gebruikt dit bijna dagelijks). Andere populaire toepassingen zijn kostprijsberekening (29%), zaagoptimalisatie (22%), software voor planning (18%), keukensoftware (18%) en pakketten voor het maken van ramen (16%) en meubilair (10%). Het verschil tussen éénmanszaken, KMO’s en grote bedrijven komt hier sterk tot uiting. In de eerste plaats voor het aantal vermelde pakketten: de éénmanszaken en kleine ondernemingen halen er zo’n 6 tot 8 aan, terwijl dit bij de middelgrote en grote ondernemingen boven de 10 ligt. Vooral de specifieke sectorgerichte software is meer aanwezig bij de groteren: tekensoftware (57%), zaagoptimalisatie (45%) en kostprijsberekeningspakketten (43%).

CE-markering van ramen en deuren: kans of bedreiging ?

Een van de uitdagingen voor de schrijnwerkerijsector is de CE-markering. Ramen en deuren die aan de Europese normen voldoen, krijgen dit kenteken, mits de schrijnwerker de juiste, vrij omslachtige en dure procedures volgt en zijn producten uitvoerig laat testen. De CE-markering is mogelijk sinds februari van dit jaar en wordt verplicht vanaf februari 2009. 71% van de ondervraagde schrijnwerkers is op de hoogte van het bestaan van deze CE-markering, één op drie zegt dit kenteken ook te willen behalen maar de grote meerderheid weet niet hoe ze dat zullen moeten doen. Wanneer we deze resultaten filteren tot enkel de bedrijven die buitenschrijnwerk doen, blijkt toch al 43% de CE-markering te willen behalen, maar 80% weet niet hoe. Ze zijn zich nog niet bewust van de loodzware procedure die ze zullen moeten doorlopen.

Een andere uitdaging waarmee de sector zich geconfronteerd ziet, is de opvolging. 80% van de bedrijven wordt geleid door zaakvoerders die ouder zijn dan 40 jaar. De helft hiervan is ouder dan 50 jaar. In vergelijking met sectoronderzoek van Bouwunie in 1989 en 1997 blijkt dat de gemiddelde leeftijd van de zaakvoerders van schrijnwerkersbedrijven op 20 jaar tijd sterk gestegen is. Er is dus wel veel ervaring in de sector aanwezig: 86% van de ondervraagden is al meer dan 16 jaar actief. In 1997 had 73% van de ondervraagden minstens 10 jaar ervaring.