Algemeen

Veel faillissementen in de bouw in 2004

Meer dan in andere segmenten van de bouwsector werden aannemers van wegen- en infrastructuurwerken vorig jaar met faillissementen geconfronteerd. Bovendien verwacht de Vlaamse Confederatie Bouw (VCB) voor 2005 weinig beterschap. In 2005 heeft het Vlaamse Gewest verder gesnoeid in zijn investeringsbudgetten, voornamelijk op het vlak van waterzuiverings- en rioleringswerken die eveneens een belangrijk activiteitenterrein voor aannemers van wegen- en infrastructuurwerken vormen. Bovendien vreten de nog steeds fors stijgende staalprijzen de nu al beperkte marges van deze aannemers aan. De VCB roept de Vlaamse regering op tot meer mogelijkheden om bij overheidsopdrachten de staalprijsstijgingen te kunnen verrekenen en tot een maximale inzet van haar middelen voor investeringen. Zoniet zal het aantal faillissementen in deze subsector verder toenemen en kunnen nog meer instortingen van bruggen en dijken worden verwacht, zoals onlangs in Grimbergen en Vilvoorde.

In 2004 is het aantal faillissementen voor de totale Belgische bouwsector opgelopen tot 1.026 bedrijven. In vergelijking met 2000, toen maar 867 bouwbedrijven werden failliet verklaard, gaat het om een stijging met 18,3 %. In Vlaanderen steeg het aantal faillissementen van 2000 tot 2004 van 460 tot 548, d.i. een stijging van meer dan 19%. Voorts blijkt uit de cijfers dat het aantal faillissementen bij de aannemers van wegen- en infrastructuurwerken (de zogenaamde ‘burgerlijke bouw’) in de periode van 2000 tot 2004 op Belgisch niveau met 27% en op Vlaams niveau zelfs met bijna 100% is toegenomen. De situatie in deze sector is dus duidelijk dramatisch aan het worden.



Twee belangrijke factoren dragen daartoe bij: enerzijds het inkrimpend aantal opdrachten en anderzijds de sterk stijgende staalprijzen. De eerste factor leidt tot een lagere omzet, de tweede tot een aantasting van de sowieso al krappe marges.

In 2003 kreeg het Vlaams Infrastructuurfonds (VIF) nog ongeveer 475 miljoen euro. Maar vorig jaar waren de dotaties van het Vlaamse Gewest voor dit fonds al tot 280 miljoen euro gedaald. Zo kon voor ongeveer 100 miljoen euro minder worden geïnvesteerd in wegenwerken. Ook in de begroting van 2005 staat voor het VIF nog slechts een bedrag van 278 miljoen euro ingeschreven. Bovendien werden bij de opmaak van de begroting van 2005 nog eens 50 miljoen euro subsidies voor gemeentelijke rioleringen geschrapt.

Voor de aannemers van weg- en infrastructuurwerken ziet de toekomst er dus geenszins rooskleurig uit. De VCB dringt er dan ook op aan dat de Vlaamse overheid, zoals vorige jaren, het FFEU (Financieringsfonds voor Schuldafbouw en Eenmalige Investeringsuitgaven) opnieuw zou voeden om aldus extra investeringsmiddelen voor weg- en infrastructuurwerken te genereren. Niet alleen de Vlaamse bevolking maar ook de Vlaamse infrastructuur is sterk aan het verouderen. Om deze vergrijzingstendens te stoppen zijn dringend extra onderhoudswerken nodig. Daarnaast zijn er de talrijke onveilige verkeerspunten die moeten worden weggewerkt. Tenslotte is er het voornemen van minister Peeters om de komende vijf jaar één derde van de zogenaamde ‘missing links’ (de ontbrekende schakels in ons infrastructuurnet) aan te pakken. Ook dit voornemen kan niet worden gerealiseerd zonder bijkomende investeringen vanwege de overheid zelf. PPS (publiek-private samenwerking) kan op dit vlak enkel aanvullend werken.

Een tweede knelpunt zijn de sterk stijgende staalprijzen. Zoals blijkt uit de bijgevoegde grafiek bleven deze prijzen relatief stabiel tot zij vanaf het begin van 2004 onverwachts fors zijn beginnen stijgen. Er konden prijsstijgingen tot 90% worden genoteerd. Bovendien blijken deze stijgingen voor de meeste staalproducten nu onverminderd aan te houden.



Alleen al omwille van deze prijsstijgingen zal de renovatie van het Brusselse Atomium zowat 2,5 miljoen euro duurder uitvallen dan gepland. Op een eerder geraamde kostprijs van circa 23,5 miljoen euro gaat het om een stijging van ruim 10%. De federale overheid was uiteindelijk bereid deze meerkost te betalen. Maar vele andere aannemers hebben niet de mogelijkheid om de sterk gestegen materiaalprijzen zomaar door te rekenen naar de klant. Zij worden verplicht deze extra kost zelf te dragen. Het staalintensieve karakter van vele werken van burgerlijke bouwkunde speelt de uitvoerders van deze werken nu danig parten.

Bij de eerste prijsstijgingen vorig jaar heeft minister Bossuyt een omzendbrief uitgevaardigd waardoor aannemers voor sommige staalproducten en sommige werken de prijsstijgingen konden doorrekenen. Maar op dat ogenblik was enkel het betonstaal fors in prijs toegenomen. Ondertussen zijn andere staalproducten gevolgd. De VCB vraagt dan ook een ruimere toepassing van deze omzendbrief. Zoniet zullen de toenemende prijsstijgingen gecombineerd met een al jaren lager investeringsvolume voor nog meer bedrijven van de burgerlijke bouwkunde de doodsteek betekenen. Een belangrijk deel van de tewerkstelling in de Vlaamse bouwsector komt hierdoor in gevaar. De Vlaamse bedrijven van burgerlijke bouwkunde stellen circa 22.000 arbeiders en bedienden tewerk. Zij maken ongeveer 19% van de tewerkstelling in de Vlaamse bouwsector uit.

Marc Dillen, Directeur-generaal van de Vlaamse Confederatie Bouw

Build for Life