Het opmaken van een verkoopdossier wordt alsmaar complexer en duurder. De kostprijs voor het bekomen van alle vereiste attesten zal binnenkort om en nabij de 500 euro bedragen (bodemattest: 30 euro; elektriciteitsattest: 120 euro; energieprestatiecertificaat: 250 euro; kadastrale gegevens, enzovoort).
Een andere belangrijke verplichting is de bijzondere informatieplicht die in de verkoopspubliciteit moet worden opgenomen. Conform het Vlaams decreet ruimtelijke ordening is zowel de vastgoedmakelaar als de notaris, maar ook de particulier die zelf zijn woning verkoopt, gehouden om in zijn publiciteit volgende informatie op te nemen: is er een stedebouwkundige vergunning, welke is de stedebouwkundige bestemming, zijn er voorkooprechten van toepassing, is er een verkavelingsvergunning van toepassing, is er een dagvaarding uitgebracht? Zonder deze informatie mag de verkoper geen publiciteit voeren, anders stelt hij zich bloot aan zware sancties (geldboete die kan oplopen tot 400.000 euro).
Deze bijzondere informatieplicht is van toepassing indien de gemeente, waar het onroerend goed gelegen is, over een goedgekeurd plannen- en vergunningenregister beschikt. De lijst met deze gemeenten wordt driemaandelijks bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.
Bij 45 gemeenten was deze bijzondere informatieplicht reeds van kracht. Vanaf 15 augustus 2008 is deze bijzondere informatieplicht ook van toepassing in 7 nieuwe gemeenten, met name: Antwerpen, Hasselt, Glabbeek, Hulshout, Lummen, Nazareth en Waregem. Dit brengt het totaal op 52 Vlaamse gemeenten.
CIB Vlaanderen heeft bij deze gemeenten een rondvraag gedaan betreffende de kostprijs voor het bekomen van de noodzakelijke informatie. Van 36 gemeenten mocht CIB Vlaanderen inmiddels een antwoord ontvangen (zie tabel hieronder).
CIB Vlaanderen betreurt ten zeerste de grote prijsverschillen. Voor het bekomen van identiek dezelfde informatie hanteren de gemeenten sterk uiteenlopende tarieven, gaande van 25 tot 100 euro. De gemeente bepaalt zelf welke prijs zij vraagt. CIB Vlaanderen dringt daarom bij de overheid aan op meer uniformiteit van de gehanteerde tarieven.
