Algemeen

PPS enkel efficiënt voor grootschalige projecten

Van de extra beleidsruimte van een half miljard euro die minister Van Mechelen gisteren bekend maakte, moeten de Vlaamse ministers gebruik maken om hun eigen investeringsbudgetten op te trekken. De Vlaamse Confederatie Bouw (VCB) stelt vast dat de minimale schaal voor een efficiënte toepassing van PPS (publiek-private samenwerking) vaak wordt onderschat. Voor sommige projecten loopt de minimale schaal op tot 50 miljoen euro en meer. PPS-projecten zullen de investeringen door de overheid zelf wel in belangrijke mate moeten aanvullen. Enkel door dit dubbelspoorbeleid zal de Vlaamse overheid haar investeringsbehoeften kunnen invullen.

Het strakke begrotingsbeleid van de laatste jaren werpt nu volop vrucht af op financieel vlak. Maar tegelijk is een verdoken overheidsschuld ontstaan. Achterstallige investeringen hebben geleid tot enorme investeringsbehoeften: 3 miljard euro voor de aanleg van ‘missing links’ (de nog ontbrekende schakels in onze verkeersinfrastructuur), 500 miljoen euro om onveilige verkeerspunten weg te werken, 1 miljard euro voor de ziekenhuizen en 600 miljoen euro voor rustoorden, 1,25 miljard euro om nieuwe scholen te bouwen en verouderde schoolgebouwen te renoveren, 6 tot 10 miljard euro voor de 70.000 gezinnen op de wachtlijsten voor een sociale woning en duizenden euro’s voor de ontwikkeling van brownfields, d.i. verlaten industrieterreinen die de ontwikkeling van tal van woonkernen en industriegebieden belemmeren.

De Vlaamse regering heeft reeds 16 stadsvernieuwingsprojecten met PPS goedgekeurd. Uit deze projecten is gebleken dat overheid en private sector dankzij PPS ingrijpende en complexe projecten kunnen realiseren die zonder een dergelijke samenwerking nooit zo vlot tot stand zouden komen. PPS biedt ook het voordeel dat grootschalige projecten niet langer dermate beslag leggen op de overheidsbudgetten dat de overheid dan nog amper geld overhoudt voor kleinere renovatie- of aanpassingswerken.

PPS is wel niet de toverformule die al de investeringsproblemen gaat oplossen. Dit blijkt uit de jarenlange ervaring van het Verenigd Koninkrijk waar de overheden almaar meer private middelen voor hun projecten aantrekken maar tegelijk voor steeds minder projecten. Het gemiddelde PPS-project is in het Verenigd Koninkrijk grootschaliger geworden. De praktijk heeft namelijk uitgewezen dat PPS enkel voor grootschalige projecten efficiënt werkt. PPS vergt van de private partners grotere risico’s en studiewerk die slechts bij werken met enige omvang kunnen worden verrekend.

Voor projecten die sterk kunnen worden gestandaardiseerd, zoals voor de bouw van serviceflats, schat de VCB de minimale schaalgrootte voor PPS op 3 miljoen euro. Voor complexe stadsvernieuwingsprojecten geldt doorgaans een minimale schaal van 50 miljoen euro. Voor hoogtechnologische projecten, zoals voor de bouw en inrichting van ziekenhuizen en operatiekwartieren, lijkt de minimale schaalgrootte voor PPS-projecten tot meer dan 100 miljoen euro op te lopen.

De investeringsbehoeften van de Vlaamse overheden betreffen voor ongeveer 80% kleinschalige projecten. Het gaat onder meer om kleinere verbeteringswerken voor scholen en sociale woningen en de herinrichting van gevaarlijke kruispunten. Voor deze projecten is het niet realistisch ervan uit te gaan dat aannemers zowel voor het ontwerp en de bouw als voor de financiering en het langdurig onderhoud van elke opdracht apart zullen instaan. Vandaar dat de Vlaamse ministers binnen de beleidsruimte waarover zij de komende jaren beschikken, zelf voldoende middelen moeten reserveren voor projecten die via traditionele aanbestedingsformules kunnen worden uitbesteed.

Marc Dillen, Directeur-generaal van de Vlaamse Confederatie Bouw
Build for Life