Algemeen

NL: Kasteel Nederhemert met restauratie weer op poten

Kasteel Nederhemert met restauratie weer ‘op poten’

Het instorten van de traptoren in de jaren zestig was de opmaat voor de restauratie van kasteel Nederhemert dat in 1945 geheel uitbrandde. Een nooddak voorkwam verder verval. Op dit moment nadert de restauratie het einde van de eerste fase met het constructief in orde maken van het casco.

Na een moeizaam traject van het bijeen krijgen van geld voor de aanbesteding van de eerste fase, verlopen de werkzaamheden volgens planning. Dr. J.C. Bierens de Haan, adjunct-directeur Geldersche Kasteelen: “Op dit moment zijn we precies een jaar bezig. In de afgelopen periode is het ons gelukt het gehavende kasteel letterlijk en figuurlijk weer op poten te krijgen.” Voor de bouwvak was het dak dicht. Het streven is nu om voor het einde van het jaar de spits op de ronde toren te plaatsen en ervoor te zorgen dat het hele gebouw wind- en waterdicht is. Daarmee is de eerste fase afgerond.
Het kasteel zal na de restauratie in een prima constructieve conditie zijn, maar het ‘verval’ zal evengoed zichtbaar zijn. Kenmerk van de restauratie is daarom het zoeken naar de juiste ‘vorm’ waarin de herstelwerkzaamheden plaatsvinden. Niet de toegevoegde functie van het kasteel staat bij de uitvoering van de werkzaamheden voorop, maar het gebouw in zijn ‘oorspronkelijke’ vorm. Architect W. Kramer: “In een situatie waarbij de bestemming van het kasteel bijvoorbeeld een gemeentehuis zou zijn, moet je als architect met de nieuwe functie voor ogen, eerst aan een uitgebreid programma van eisen (pve) voldoen. De restauratie richt zich in dat geval in eerste instantie op het pve. Bij het kasteel Nederhemert richten we ons juist op de restauratie en passen we de ‘lichte publieksfunctie’ en het functionele gebruik die het gebouw krijgt gaandeweg in. Het gebouw past zich niet aan aan de gebruikers maar andersom.” Volgens Bierens de Haan is een groot deel van de creativiteit van het bouwteam juist daar op gericht.

Authentiek
Kramer wil de authentieke elementen die tijdens de restauratiewerkzaamheden naar boven komen zo veel mogelijk behouden en houdt ook de interieurs, op een enkele zaal na, onveranderd. Als basis voor de aanvullingen zoals de opnieuw op te bouwen traptoren, de torenspits op de ronde toren en de constructie van het dak, baseert Kramer zich op oude prenten, foto’s en zijn algemene historische kennis over klassieke bouwconstructies.
Zo zijn ook de spits en de kapconstructie door Kramer ‘ontworpen’ aan de hand van oude gegevens. Kramer: “Alle kappen tot 1650 hadden een hellingshoek van 58 tot 60 graden. Dat is dan ook hier het uitgangspunt geweest.” Hij ging bij het ontwerp van de constructie uit van het principe van het Oudhollandse kapspant. Dit kapspant is opgebouwd uit twee gestapelde schaargebinten met een staander of trekbalk loodrecht op het bovenste gebint. Kramer: “De spanten zijn ter plaatse in de bouwloods gemaakt aan de hand van 1:1-tekeningen en uitgevoerd in Frans eiken. Met een kraan zijn de spanten in drie delen op hun plaats gehesen.” De verbindingen sluiten naadloos aan en zijn met eiken toogpennen gezekerd. De timmerlieden hebben traditiegetrouw telmerken aangebracht.
Diverse onderdelen van het gebouw hebben de afgelopen eeuwen redelijk overleefd. De woontoren is het oudste gedeelte van het kasteel en dateert uit de veertiende eeuw. Van het hele complex is dit het gedeelte dat nog het beste in tact is gebleven. Op zich is dat niet verwonderlijk met buitenmuren die tot 1,8 meter dik zijn. Tijdens de restauratie is in deze buitenmuren hersteld metselwerk teruggevonden dat duidt op de inslag van kanonskogels.
Onder de woontoren bevindt zich een bijzonder Boheemse gewelf. De bolling van dit gewelf is anders dan bij een koepelgewelf of hangkoepel minder dan een halve cirkel, maar heeft met de hangkoepel het vierkante grondvlak gemeen. De ruimte krijgt vooralsnog geen bestemming. Vleermuizen maken er gebruik van als pleisterplaats.
De traptoren die in 1966 instortte, wordt wel herbouwd vanwege de wezenlijke functie als ‘spil’ in het kasteel. Eenvoudig is het opmetselen van de trapgewelven niet. Kramer: “Het is een avontuur waarbij je blijft zoeken naar de juiste vorm. Je tekent gewelf na gewelf en overlegt intensief met uitvoerder en metselaars.”
Om verschillende bouwfasen zichtbaar te maken is het dak in twee kleuren dakpannen uitgevoerd. Het oudste gedeelte met rode holle pannen, krijgt bovendien een bredere goot dan het gedeelte met zwarte pannen om extra accent aan te brengen.
De voorraad oude dakpannen bleek bij de handelaren nog voldoende om in de behoefte te voorzien. Met de metselstenen was dat een stuk lastiger. Kramer: “De bakstenen die we ingekocht hebben, komen voor een groot deel van oude boerderijen. Voor ons is dat bij deze restauratie gunstig. Maar het betekent wel dat er een hoop boerderijen worden gesloopt en dat is op zich een kwalijke ontwikkeling.”
De Stichting Geldersche Kasteelen had een partij Belgische stenen naast het kasteel ‘opgeslagen’. Bierens de Haan: “Niemand wist ervan en dat is onze redding geweest. De berg stenen was overwoekerd en daarmee aan het zicht onttrokken. Er groeide zelfs een berk op.” De eerste drie lagen in de berg bleken verpulverd, maar de rest wordt nu door de aannemer verwerkt.

Ontvangsthuis
Bierens de Haan: “Het gedeelte uit de negentiende eeuw dat van het totaal bebouwde oppervlak eenderde uitmaakte, is aan het einde van de Tweede Wereldoorlog geheel met de grond gelijk gemaakt.” Dit gedeelte van het kasteel komt niet terug. Maar hij sluit niet uit dat het oude koetshuis dat op de fundamenten na ook geheel is verdwenen, wél opnieuw wordt opgebouwd om dienst te doen als ontvangsthuis of bewoning voor de toekomstige beheerder.
“Reden voor de overweging is het idee van ‘verticale scheiding van functies’ die we voorstaan bij de exploitatie van het kasteel na oplevering.” Zo denkt Bierens de Haan dat bepaalde vertrekken in het kasteel bijvoorbeeld geschikt zijn voor een lichte publieksfunctie en andere voor representatief en zakelijk gebruik. Eén van de zalen krijgt weer helemaal de sjieke uitstraling die het voor de oorlog had. De ruimte wordt voorzien van strak pleisterwerk met ornamenten, een parket op de vloer en een compleet interieur. Topstuk in de zaal wordt het meer dan levensgrote portret van Maria Torck, vrouwe van Nederhemert, geschilderd door Harmen de Bye in 1660 met het kasteel op de achtergrond. Boven deze zaal krijgt de eerste verdieping mogelijk een zeventiende eeuws rijk geïllustreerd houten plafond dat nu nog ergens in Arnhem ligt opgeslagen.

Financiën
Na de oplevering van het casco moet de tweede fase van start gaan met de afbouw en inrichting van het kasteel. Vooralsnog ontbreekt het de opdrachtgever Stichting Vrienden der Geldersche Kasteelen aan voldoende budget voor een vervolgopdracht. Bierens de Haan: “In een eerste raming kwamen we op een investering voor het hele project van 6,1 miljoen euro. Het duurde jaren voordat we voldoende geld hadden om het werk van de eerste fase aan te besteden. In feite was een particuliere erfstelling van 700.000 euro de aanzet tot de fondsverwerving en een toekenning van een kanjersubsidie van 2,5 miljoen euro. Maar we hebben ook bijdragen ontvangen van onder andere het VSB-Fonds, TBI-Fonds en het Prins Bernhard Cultuurfonds. Ik heb er dan ook vertrouwen in dat we het gat van 1,6 miljoen euro op de huidige begroting uiteindelijk kunnen dichten.” De Stichting begon een nieuwe actie gericht op regionale begunstigers. Maar Bierens de Haan hoopt ook landelijk particulieren en bedrijven te interesseren voor zijn project.
Build for Life