Nieuwbouw

Loonkost blijft te hoog voor Belgische bouw

De vergelijking met onze buurlanden op het vlak van loonkost en productiviteit is niet de meest bepalende factor voor de concurrentiepositie van de Belgische bouw. Dat zegt de Confederatie Bouw in reactie op de stelling dat de combinatie van arbeidskosten en productiviteit de Belgische bouwvakker meer dan vijftien procent goedkoper zou maken dan gemiddeld in Nederland, Frankrijk en Duitsland. Robert de Mûelenaere, gedelegeerd bestuurder van de Confederatie Bouw: “De studie waarnaar wordt verwezen gaat over de concurrentiepositie van de Belgische economie. Maar de Belgische bouwmarkt wordt natuurlijk geconfronteerd met grotere problemen dan enkel de concurrentie met onze buurlanden.”

Het rapport van de groep van experts op vraag van de regering gaat over de loonkostenhandicap waarmee onze Belgische bedrijven kampen. En die handicap is reëel, ook voor de bouwsector. De loonkost ligt, enkel vergeleken met de buurlanden, meer dan 4% hoger. Dat de productiviteit al jaren hoger ligt, is precies omdát de loonkosten zo hoog liggen. Dankzij de hoge productiviteit was de Belgische bouw trouwens in staat om de werkgelegenheid op peil te houden sinds 2008. Maar daar kwam recent verandering in. Sinds begin 2012 gingen 3.500 banen verloren in de bouw.

De Belgische bouw staat immers onder grote druk. Ten eerste is er de crisis. Maar onze bedrijven moeten ook opboksen tegen de moordende concurrentie van vooral Oost-Europese en Zuid-Europese bouwbedrijven, met een veel lagere loonkost en een eveneens hoge productiviteit. Aan een verhoging van onze productiviteit zijn ook grenzen: we zien sinds 2010 een daling. De bouwbedrijven compenseerden dit aanvankelijk door een lagere winstmarge (om de werkgelegenheid te behouden), maar sinds 2012 is het de werkgelegenheid die daalt. We zien de laatste tijd grote verschuivingen op de arbeidsmarkt in de richting van zelfstandigen, gedetacheerde buitenlanders en uitzendkrachten. En dus komt de werkgelegenheid (met een vast contract) in het gedrang.

Dat was in die zin ook de kern van het debat over het eenheidsstatuut. Hoe kunnen wij de werkgelegenheid (lees: contracten van onbepaalde duur) beschermen tegen al deze verschuivingen? Daarom vroeg de Confederatie Bouw een uitzondering inzake opzegtermijnen, niet voor de hele sector, maar enkel voor tijdelijke en mobiele werkplaatsen. Het is immers een redelijk uitzonderlijke situatie dat het contract van onbepaalde duur in de bouw nog altijd de norm is, terwijl de aard van de werken op verschillende werven tijdelijk is.

Robert de Mûelenaere, gedelegeerd bestuurder van de Confederatie Bouw: “Natuurlijk moeten wij ook kijken naar wat er in de ons omringende landen gebeurt en deze vergelijking durven te maken. Maar het is veel belangrijker om de realiteit op onze eigen arbeidsmarkt te erkennen. Daar zien wij dat de loonkost nog altijd te hoog is, dat de concurrentie vanuit Europa steeds groter wordt en dat de vaste contracten in de bouw in gevaar komen. Wij moeten dus absoluut blijven vechten voor het concurrentievermogen van onze bouwbedrijven.”

Ook interessant