Architectuur

De perfectie van de maakbare wereld

De perfectie van de maakbare wereld
Als je geen architect bent, lees je deze tekst beter niet. Want alles kan toch gewoon perfect zijn...
We leven in een maakbare wereld. In de maakbare wereld aanvaardt men geen imperfecties meer. Mensen van 60 willen er uitzien als twintigers, want zelfs ouder worden past niet meer binnen onze gedenatureerde verwachtingen.

Het eisen van die perfectie wortelt ondertussen dieper en dieper in de mens. Zelfs een levenspartner wordt stilaan een product dat wordt afgeschreven als hij of zij niet meer voldoet aan de verwachtingen of aan de functie. Zo ook hoorde ik het verhaal van een Chinese man die zijn vrouw een proces aandeed omdat ze hem lelijke kinderen schonk. Ze had immers nooit verteld dat ze ooit een plastische ingreep had laten uitvoeren en daarvoor wat lelijke afstaande oogjes had. Haar kinderen hadden die lelijke ogen dus van haar en zij was aansprakelijk volgens hem.

De mens wordt meer en meer een consument die een product koopt. Hij verwacht een perfect object, hij vereenzelvigt zich met dat object. De maker van dat object wordt door de consument niet meer erkend of naar waarde geschat.
De maker is geen mens van vlees en bloed.
Het object dient enkel de koper nog in zijn immer versterkende drang om zichzelf te confirmeren in zijn sociale omgeving. Doorgaans kent de koper de maker niet meer en heeft hij geen weet van wat het maken van een artisanaal object betekent. De consequenties van de menselijke factor in het maken, worden niet meer gezien.

Deze consumenthouding en verwachting van de maakbare perfectie spelen ons ook parten in de bouw.

Alles moet perfect zijn. De menselijke fout en de vergankelijkheid behoren niet tot het absurde verwachtingspatroon. Perfectie is echter een irreëel waanbeeld dat eerder thuishoort in sprookjes.

Perfectie kan spijtig genoeg niet in de bouwwereld, waar alles door echte mensen gemaakt wordt en waar echte mensen ook echte menselijke fouten maken.
Een bouwproces is een som van vele menselijke variabelen en het is dus en som van menselijke kansen op afwijkingen van de standaard en zelfs vergissingen.
Dat aanvaardt een echte consument niet, het past immers niet in zijn gedenatureerde verwachtingspatroon.

Een consument is het gewoon om een industrieel object te kopen dat vooraf veelvuldig getest en beproefd is geweest. Veelal komt het uit een, vooral kort, industrieel productieproces met nog relatief kleine menselijke input. Hij verwacht dat alles wat hij als consument koopt, dezelfde perfectie draagt: zo niet slingert hij het terug in het aangezicht van de producent. Deze producent is dan steeds hoffelijk en commercieel en geeft een ander product in de plaats.

Stilaan ontwikkelde zich de houding: 'Ik ben het waard perfectie te krijgen, want ik betaal er toch voor!'

In een echt consumentisme mag ik mij dan ook arrogant gedragen, want ik ben de rechthebbende consument en voor mij staat geen echte mens, maar een merk in de vorm van een verkoper.
Ik heb waarde: 'Ik ben, want ik consumeer'.

Deze houding past niet in een bouwproces. Het gaat voorbij aan wat bouwen werkelijk is. 'Bouwen' betekent: een groep mensen die trachten iets goeds te maken voor een bouwheer, die trouwens zelf ook een sterke factor speelt in het bekomen van een resultaat.

Bouwen is complex en onvoorspelbaar. Ik heb velen zien komen en gaan die dachten dat ze met hun ervaring vanuit andere bedrijfstakken een optimalisatie zouden kunnen doorvoeren in de bouw.
Het deed me steeds glimlachen dat men, vanuit een eerder succes en een grote zelfzekerheid, dacht tussendoor snel even die 'voorhistorische onvolkomenheden van de bouw' op te kunnen lossen. De meesten haakten af onder de druk van het moeilijk te vatten chaotische verloop van een bouwproces en begrepen vaak achteraf nog steeds niet wat er hen was overkomen. Er passeerden immers een eindeloze reeks van niet te controleren variabelen.
Enkel de doorzetters hielden vol en ontwikkelden een soort routine in hun aanpassen aan het steeds andere chaotisch verloop van een bouwtraject. Het is immers een moeilijk te stroomlijnen gegeven. Het is als een kind opvoeden: elk kind is anders, onvoorspelbaar en heeft een andere aanpak nodig.

Iedereen die deelneemt aan dit proces zou dat moeten beseffen. Iedereen die er over oordeelt of er zelfs over 'rechtspreekt' zou dat moeten beseffen.
Consumentisme hoort niet thuis in het bekijken van een product dat een resultaat is van een langdurig proces waar vele tientallen echte mensen hebben aan gewerkt.

Maar in een consumerend verwachtingspatroon waar men gediend wordt als consument, kan men dat onmogelijk zo zien.

Een bouwheer hoort zich niet te gedragen als consument in zijn eigen bouwproces. Bouwen is immers ook voor een bouwheer een onderneming. Hij is diegene die onderneemt en ondernemen houdt risico's in. Hij is eerder de ondernemer niet de consument.

Zoals bij alles is het gewoon deel van het leven en houdt het daarom risico's in waarin hij zich als ondernemende partner zou moeten opstellen en niet als een te dienen en consumerende partij die fouten kan en mag duiden.

Net als iemand die op een gevaarlijke trekking gaat naar een jungle met slangen en spinnen, moet hij weten dat die vele risico's deel uitmaken van zijn traject.
Net als iemand die door het leven stapt - dat spijtig genoeg ook niet maakbaar is - en weet dat er van alles zal gebeuren in zijn leven dat hij zal moeten aanvaarden en waarmee hij zal moeten leren omgaan.

Maar in een maakbare wereld is precies daar geen plaats meer voor, noch in het consumenten-denken noch in het denken van de wetgever spijtig genoeg. Want ook in de rechtspraak ziet men dat duidelijk anders, en dat is mijns inziens dus pertinent fout.

Nu er eindelijk plaats is om te praten over het verzekeren van een aannemer, zou men misschien in eenzelfde beweging kunnen overwegen om een bouwheer te verzekeren voor zijn ondernemen, in dit geval het bouwen van zijn woning.

Tot nu toe is het echter zo dat de architect en zijn verzekeraar vaak moeten opdraaien voor fouten die door derden werden gemaakt; in een menselijk proces waar iedereen fouten maakt, in de absurde veronderstelling dat een schuldduiding de juiste houding is, en dat de bouwheer-consument geen ondernemer is en dus geen factor of oorzaak kan zijn van de deviaties.

Naar analogie van wat er met architecten gebeurt, zou je uw huisarts of specialist bij ziekte kunnen aanklagen voor het voorschrijven van niet voldoende werkende medicatie, de foute inschatting van je ziekte, zijn trial and error, jouw tijdverlies, zijn erelonen, de nevenwerkingen van het medicament, het leed van het lang ziek zijn. Kortom, de volledige reeks van problemen die iedereen doormaakt wanneer een arts je 'probeert' te genezen....
Gezondheid is toch een hoger 'goed' dan 'vastgoed', niet?

Gelukkig wordt hij nog niet aansprakelijk gesteld voor zijn zoektocht en moet hij nog niet machinaal presteren. Een patiënt praat gelukkig nog niet als consument, terwijl er aan zijn lijf wordt verbouwd.
Een patiënt bidt voor of hoopt op resultaat, en aanvaardt gelukkig meestal nog dat het kan mislopen, want zo is het leven toch, niet?

De wetgever kan hieruit leren en kan best de artsen niet met eenzelfde absurde verantwoordelijkheidslast overladen zoals hij dat nu bij de architect doet.
Consumenten rechtspraak is immers niet passend voor een maatschappij van echte mensen. Want leven is gewoon goed bedoelend proberen, aanvaarden, slikken en doorstappen.

Paul Vandenbussche

Ook interessant