Britse aannemers als Balfour Beatty, Amec en Costain hopen belangrijke opdrachten binnen te halen bij de wederopbouw van Irak, maar vrezen dat de Amerikanen alles voor zichzelf willen houden.
Hewitt heeft daarom persoonlijk naar Washington gebeld om de pleiten voor het bedrijfsleven. De Britten strijden als enige zij-aan-zij met de Amerikanen en menen daarom ook recht te hebben op een deel van de ‘economische koek’.
De Amerikaanse dienst voor internationale ontwikkeling USAid heeft een eerste programma van 1,35 miljard euro ontwikkeld, dat direct na het staken van de oorlogshandelingen kan beginnen. Het gaat onder meer om herstel van de havens en vliegvelden, aanleg van nieuwe wegen en herbouw van verwoeste gebouwen. USAid zal deze week de namen van de – Amerikaanse – partners bekendmaken. Volgens de Amerikaanse wet komen bij projecten die met belastinggeld worden gefinancierd, alleen binnenlandse bedrijven in aanmerking als hoofdaannemer.
Hewitt heeft telefonisch contact gehad met directeur Andrew Natsios van USAid. “Wij willen dat Britse bedrijven een belangrijke rol krijgen bij de wederopbouw van Irak. Zij hebben al jaren veel ervaring in het Midden-Oosten en kunnen daarom veel kennis en kunde bijdragen”, aldus Hewitt in een brief aan het Lagerhuis.
In Groot-Brittannië zelf neemt de vrees toe dat de grote programma’s voor nieuwbouw van ziekenhuizen en scholen of de aanleg van wegen en spoorlijnen in gevaar komen door de hoge kosten van de oorlog. Volgens schattingen van accountants Deloitte and Touche moet minister van financiën in de begroting van volgende maand al 18 miljard extra zien te vinden om de oorlog te betalen.
