Algemeen

Bouwunie schetst actueel profiel van de Vlaamse schilder

De Vlaamse schilders staan er heel wat beter voor dan enkele jaren geleden. Er is meer dynamiek bij de bedrijfsleiders, wil om uit te breiden, een totaalproject aan de klant aan te bieden en in te spelen op nieuwe tendenzen. De bedrijven voelen zich succesvol. Een belangrijk aandachtspunt blijft het vinden van goed, en vooral gemotiveerd personeel om deze plannen te kunnen verwezenlijken. Daarnaast zullen volgens de schilders de oneerlijke concurrentie (zwartwerk) en de kostendruk (kloof tussen kostprijs werken en loon klant) in de toekomst verder toenemen en een bedreiging voor de sector vormen. Dat zijn de belangrijkste conclusies van het jongste marktonderzoek van Bouwunie, de bij Unizo aangesloten Unie van het KMO-bouwbedrijf, bedoeld als update van de Bouwunie-onderzoeken van 1991 en 1998. De resultaten en analyses van deze enquête zijn gebundeld in het boekje “Socio-economisch profiel van de schilder-woninginrichter in Vlaanderen, 2006”.

Bouwunie onderwierp in het najaar van 2006 165 schilders-woninginrichters (representatief naar bedrijfsgrootte en regio) aan een uitgebreide vragenlijst. Doel was na te gaan hoe het profiel van het schilder-woninginrichtersbedrijf er anno 2006 uit ziet. Daarnaast is dit onderzoek bedoeld als een actualisatie van de Bouwunie-studies van 1991 en 1998. Dit laat toe na te gaan in hoeverre het profiel van de Vlaamse schilder-woningrichter gewijzigd is. Welke evoluties zijn opmerkelijk, wat zijn de huidige problemen, welke nieuwe uitdagingen staan de sector te wachten, ...

Het schilder-woninginrichtersbedrijf in Vlaanderen is vandaag nog altijd vooral een familiebedrijf. 69% van de ondervraagde bedrijven bestaat langer dan 10 jaar. 36% zelfs langer dan 20 jaar. In 33% van de bedrijven werkt de partner (vaak de echtgenote) mee in de zaak. Gemiddeld zijn er 5 werknemers aan de slag in schildersbedrijven met personeel. Dit betekent dat globaal genomen het tewerkstellingspeil in de bedrijven de jongste jaren duidelijk gestegen is. De VDAB is het belangrijkste rekruteringskanaal voor de schilder-woninginrichtersbedrijven.
Particulieren maken nog altijd een groot deel van het klantenbestand uit. De ondervraagde bedrijven halen gemiddeld 79% van hun omzet bij particuliere klanten. In 1998 haalden de ondervraagde bedrijven 88% van hun omzet bij particulieren en 12% op de projectmarkt (bv. scholen, ziekenhuizen of overheid). Deze laatste is dus aanzienlijk belangrijker geworden voor de schilder-woninginrichter terwijl op de particuliere markt meer “doe-het-zelvers” actief zijn. In vergelijking met 1998 halen de schilders-woninginrichters nu minder omzet uit schilderwerken alleen (ze plaatsen bv. ook vloer- en wandbekleding of voeren gevelrenovaties uit) en verdienen er meer hun boterham met de verkoop van producten zoals verf, behang, vloerbekleding, gordijnen en stoffen. Dit komt omdat de moderne schilder-woninginrichter zijn klant een totaalproject tracht aan te bieden.
82% van de ondervraagde bedrijven heeft geen problemen met zijn klanten. Gelukkig, want de mond-aan-mond-reclame is nog altijd de beste en belangrijkste vorm van promotievoering voor de schildersbedrijven (aldus 97% van de ondervraagden). Meer dan de helft van de schilders zegt dat de klanten wel veeleisender worden, soms op het onredelijke af omdat ze er geen rekening mee houden dat bijkomende vragen ook meerkosten en een langere uitvoeringstermijn veroorzaken. De tijdsdruk (door het opleggen van te korte uitvoeringstermijnen) en de wispelturigheid van sommige klanten sturen de planning en vaak ook de kwaliteit van het werk in de war.

Een opvallende evolutie is de toenemende aandacht voor opleiding en bijscholing bij de Vlaamse schilders. Niet alleen het opleidingsniveau van de moderne bedrijfsleider en werknemers stijgt, ook de bijscholingsbereidheid en-vraag nemen toe. Een tendens die ook en vooral ingegeven is door noodzakelijkheid omwille van de toegenomen techniciteit van het beroep en de verplichtingen die bedrijven vandaag moeten nakomen. Meteen duikt hier een van de problemen van de sector op. De basisopleiding, zowel voor bedrijfsleiders als arbeiders, is volgens de schilders nu minder afgestemd op het beroep dan vroeger. De nood aan een herwaardering van het onderwijs blijkt dus nog maar eens duidelijk. Het schildersvak is technisch een heel moeilijk beroep. De professionele schilders werken met heel ingewikkelde verfsystemen, echte neusjes van de zalm op chemisch gebied. De kennis van ondergronden is fundamenteel om een goed resultaat te bekomen en toch zijn er enkel BSO-schildersscholen (beroepssecundair) waar de leerkrachten, hun ongelooflijke inzet ten spijt, alleen maar vrij algemene opleidingen kunnen en mogen geven. De vraag van Bouwunie naar de overheid toe om dringend te starten met een opleiding op TSO-niveau (technisch secundair) is meer dan ooit gerechtvaardigd. Dit betekent ook dat bijkomende informatie- en opleidingssessies, gegeven door fabrikanten (van belang om op de hoogte te blijven van nieuwe materialen, producten en applicatietechnieken) en beroepsfederaties (voor nieuwe wet- en regelgevingen), duidelijk niet overbodig zijn. Twee derden van de ondervraagde bedrijfsleiders geeft aan dat ze bovenop de basisopleiding bijkomende bijscholing nodig hebben. De helft van de ondervraagde bedrijfsleiders heeft dan ook in het voorbije jaar bijkomende vorming genoten. Dat is beduidend meer dan in de vorige studie (26%). Het ging in eerste instantie over technische opleidingen en info-sessies (70%). Dit geeft aan dat het gros van de bedrijfsleiders nog mee op de werkvloer staat of toch uitdrukkelijk op de hoogte wil blijven van de technische evoluties in het beroep en de sector. Daarnaast volgden de bedrijfsleiders vorming over veiligheid (37%), informatica (33%), kostprijsberekening (19%) en boekhouding (15%). Veiligheid en informatica hebben de jongste jaren flink aan belang gewonnen. Ook op het vlak van bijscholing van de werknemers is er een belangrijke positieve verschuiving vast te stellen. Bij 84% van de werkgevers volgen de werknemers (vooral praktijkgerichte) bijscholing (in 1998 was dat slechts 24%). 81% stimuleert zijn werknemers daartoe ook actief en 78% is bereid om deze inspanningen van de werknemer te honoreren in de vorm van een loonsverhoging.

Het Bouwunie-onderzoek geeft ook een goed beeld van de uitdagingen die de Vlaamse schilder te wachten staan. Zo blijkt het personeelsverloop bij één vijfde van de ondervraagde werkgevers een probleem te zijn. 41% van hen ziet werknemers vertrekken naar een ander bedrijf in de sector terwijl bij nog eens 41% de werknemer(s) het bedrijf verlaten om zelf een onderneming te starten. 18% ziet met lede ogen aan hoe werknemers hun ontslag geven en aan de slag gaan bij een bedrijf buiten de bouwsector. Vooral dit laatste percentage is verontrustend voor de sector. De zoektocht naar goede vaklui is een ware lijdensweg voor de schilders. 89% van de schildersbedrijven die willen groeien, ondervinden problemen bij het vinden van geschikte medewerkers en dit probleem vergroot enkel nog. Elke persoon die het bedrijf, en dan vooral de sector, verlaat (vooral indien het om een arbeider gaat) is een daadwerkelijk probleem. Het personeelsverloop en het tekort aan schilders-woninginrichters vormt zo een bedreiging voor de toekomst van de sector. Ondanks het feit dat computergebruik goed ingeburgerd is (95% maakt dagelijks gebruik van de computer tegenover slechts 36% in 1998 en 11% in 1991), blijkt de kostencalculatie nog steeds achterop te hinken. In 40% van de bedrijven gebeurt dit soms en in 37% van de bedrijven altijd. Deze scores zijn beter dan in 1998 toen slechts 19% altijd en nog eens 19% soms een calculatie van de kosten maakte maar liggen in feite nog altijd té laag. In principe zou iedereen altijd een kostencalculatie moeten maken. Een slechte inschatting van de werkelijke kostprijs is onontbeerlijk voor een bedrijf om op lange termijn rendabel te blijven. “Natte-vinger-werk” leidt zelden tot een correcte prijszetting. Andere prangende problemen voor de Vlaamse schilders zijn en blijven het zwartwerk en de oneerlijke concurrentie, en de erg hoge kostendruk. De kloof tussen de kostprijs van materialen en arbeidsuren, en de prijs die de klant voor de werken wil en kan betalen, is erg groot. Aangezien de particuliere markt erg belangrijk is voor een doorsnee schildersbedrijf is het van groot belang dat deze kloof gedicht kan worden.
Positief ten slotte is dat heel wat Vlaamse schilders willen blijven investeren, in materiaal, extra personeel en onroerend goed.
Build for Life