Algemeen

Bescherming tegen de zon best regelen op lidstaatniveau

Het Europees Parlement buigt zich over het voorstel van richtlijn voor de bescherming van werknemers tegen optische straling. Het gaat daarbij om de bescherming van vooral ogen en huid van de werknemers bij blootstelling aan kunstmatige straling, zoals van lasers, en aan natuurlijke bronnen van straling, waaronder zonnestraling. Het voorstel van richtlijn voorziet dat de werkgever voor zijn werknemers die aan dergelijke straling worden blootgesteld een specifieke risico-analyse maakt en voorlichting en vorming organiseert zodat de werknemers weten aan welke gevaren ze bloot staan en hoe ze zich daartegen moeten beschermen. Deze maatregelen moeten herhaald worden voor elke nieuwe werknemer en voor iedereen telkens er sprake is van stralingsgevaar. Voor de kunstmatige straling zet het voorstel van richtlijn blootstellingswaarden voorop boven dewelke de werknemer een gezondheidsrisico kan oplopen. Voor de natuurlijke straling is dat niet bepaald.

Voor de bouwsector betekent dit dat de werkgever een risico-analyse zou moeten maken en een aangepaste vorming, opleiding en sensibilisering zou moeten organiseren voor bouwarbeiders die buiten werken. Bouwunie, de bij Unizo aangesloten unie van het kmo-bouwbedrijf, vindt dit overdreven. Het voorstel van richtlijn legt de verantwoordelijkheid voor mogelijke schadelijke gevolgen van zonnestraling disproportioneel bij de werkgever en creëert nieuwe administratieve rompslomp.

Bouwunie erkent de gevaren van zonnestraling maar stelt dat deze niet gelijkgesteld kunnen worden met de gevaren die kunstmatige straling zoals lasers met zich brengen. De bijkomende lasten en kosten die het voorstel van richtlijn voorziet, zijn zwaar overdreven voor de waarschuwing en de bescherming tegen zonnestraling. De blootstelling aan de zon doet zich trouwens niet enkel op de bouwplaats voor, maar ook en vooral in de vrije uren en tijdens de vakantie. Het is dus niet alleen de werkgever, maar zeker ook de werknemer zelf die zijn verantwoordelijkheid moet nemen.

Bovendien stelt Bouwunie dat dergelijke richtlijn niet conform het subsidiariteitsbeginsel is. De klimaatverschillen tussen de 25 lidstaten vereisen een nationale regeling. De zon schijnt in Finland immers niet even hard of even vaak als in Spanje.

Intussen voorziet de Belgische wetgeving al in voldoende bescherming van werknemers die in de zon moeten werken. Het Algemeen Reglement voor de Arbeidsbescherming (ARAB) bepaalt dat de werkgever zijn werknemers die blootgesteld zijn aan rechtstreekse hevige zonnestraling voldoende aangepaste koele dranken en afdoende beschermingsmiddelen geeft. Hij moet een hoofddeksel en eventueel zonnebril en zonnecrème ter beschikking stellen en zo mogelijk zijn werknemers in de schaduw tewerkstellen. De Belgische arbeidswetgeving bepaalt ook dat de werkgever in geval van slecht weer (in dit geval dus de hitte) de arbeidstijd kan aanpassen (vroeger beginnen en stoppen) of tijdelijke werkloosheid kan invoeren.

Twee Duitse Europese parlementsleden, Anja Weisgerber en Thomas Mann, hebben amendementen ingediend om natuurlijke straling (zon) uit het toepassingsgebied van de Europese richtlijn te halen. Bouwunie roept alle Europese parlementsleden op om deze amendementen te steunen. De beroepsorganisatie schreef hiertoe samen met Unizo een brief naar alle Belgische Europarlementsleden.
Build for Life