Architectuur

Architecten gedemotiveerd door te willekeurige bouwverordeningen

Steeds meer gemeenten worden autonoom op het vlak van ruimtelijke ordening. Maar hierdoor is een inflatie aan gemeentelijke bouwverordeningen ontstaan. Uit een enquête van de Vlaamse architectenorganisatie NAV blijkt dat meer dan 30% van de bevraagde architecten de lokale verordeningen overbodig en niet relevant vindt. Zo schrijft men in Antwerpen 2,60m voor als minimumhoogte van leefruimtes, terwijl dat in Blankenberge maar 2,40m is. Is de Antwerpenaar misschien kleiner als hij op vakantie gaat?

Sinds jaren wordt de gemeentelijke autonomie op het gebied van ruimtelijke ordening stelselmatig uitgebreid. De zogenaamde “ontvoogde” gemeenten kunnen hierdoor sneller stedenbouwkundige vergunningen afleveren. Voor de bouwheren, en ook voor de architecten, is dat uiteraard een goede zaak.

Gemeentelijke verordeningen: een ode aan de willekeur
Maar de architectenmonitor, een jaarlijkse enquête van architectenorganisatie NAV waar zo’n 600 architecten aan deelnamen, toont de keerzijde van de medaille. Er is immers een lawine aan plaatselijke voorschriften ontstaan waarvan de zin soms ver te zoeken is. Gevraagd naar hun mening over lokale verordeningen, antwoordt bijna een derde van de architecten dat deze voor hen niet relevant en overbodig zijn. Gevraagd naar de reden hiervoor, antwoordt meer dan de helft dat er totale willekeur heerst: wat in de ene gemeente moet, is verboden in een andere gemeente. Zo zijn er grote verschillen op het vlak van hemelwaterverordeningen, het al dan niet verplicht plaatsen van septische putten en het verplicht voorzien van parkeerplaatsen en fietsen- en kinderwagenbergingen.

Niet alleen de grilligheid van de gemeentelijke verordeningen is een struikelblok. Sommige elementen uit de bouwverordeningen zijn niet gebaseerd op lokale parameters en zouden op Vlaams niveau geregeld moeten worden. De bepalingen van de Vlaamse wooncode kunnen daartoe in veel gevallen al gebruikt worden.

Elke gemeente zijn verordening
Een mooi voorbeeld kan men terugvinden in de verschillende gemeentelijke verordeningen die de minimumoppervlakte bepalen van woongelegenheden. De onderstaande tabel geeft een overzicht van deze normen in enkele gemeenten.



Vooreerst valt op dat er een groot verschil is hoe de oppervlaktes moeten berekend worden. Bruto-oppervlakte, netto-oppervlakte.... het wordt op alle mogelijke manieren berekend. De oppervlaktes zelf variëren sterk. Het meest extreme voorbeeld is terug te vinden in de minimumoppervlakte voor een studio : de verordeningen in Gent en Antwerpen voorzien minimaal 18 m² ; in Blankenberge moet een studio minimaal 40 m² zijn. Ook de minimumhoogtes van leefruimtes varieert tussen 2,40m en 2,60m.

Aangezien de gemiddelde afmetingen van de Vlaming geen extreme verschillen vertonen in de verschillende Vlaamse provincies, lijkt de noodzaak tot verschillende normen overbodig. Knokke zou misschien nog kunnen argumenteren dat men een select publiek wil aantrekken door hogere oppervlaktes op te leggen. Maar het kan toch niet echt de bedoeling zijn om door middel van oppervlaktenormen de sociale gelaagdheid van de bevolking te sturen.

De architect van de 21ste eeuw: aan de slag met de kleurpotloodjes
In een aantal gevallen zijn de lokale verordeningen zelfs ronduit absurd. Zo vraagt men in een kustgemeente een gevelschets ‘met potloodjes of aquarelverf ingekleurd’. Een ander voorbeeld is de stedenbouwkundige vergunning die nodig is voor het rooien van een hoogstammige boom. Op Vlaams niveau verstaat men onder een hoogstammige boom “elke boom die op een hoogte van 1 meter boven het maaiveld een stamomtrek van minimum 1 meter heeft”. Maar een bepaalde stad in Limburg verplicht de bouwvergunning voor het rooien van een boom al van zodra de stamomtrek minimum 0,5 meter is.

De bezwaren komen ook tot uiting in de resultaten van de enquête. Van de 600 bevraagde architecten vindt 61% procent dat een lokale overheid enkel verordeningen mag uitvaardigen indien ze lokaal relevant zijn. 51% vraagt dat de bestendige deputatie, die de lokale verordeningen moet goedkeuren, dit kritischer zou doen.

Op zoek naar informatie
Wil de architect zijn huiswerk vooraf ten gronde doen, dan moet hij maar hopen dat de verordeningen ergens op de gemeentelijke website vermeld worden. Een afgesproken structuur is er hierover niet waardoor het voor de architect soms koffiedik kijken is. Vaak moet hij of zij persoonlijk de stedenbouwkundige dienst contacteren om duidelijkheid te krijgen. In sommige gemeentes worden bouwaanvragen afgetoetst aan de visie van het schepencollege, zonder dat die visie ergens wordt bekendgemaakt.

Sterke noodzaak aan een kader
NAV trekt aan de alarmbel. Architecten dreigen helemaal verstrikt te raken in een wirwar van regelgevingen. Bij twee projecten op amper enkele kilometers van elkaar, kunnen totaal verschillende regels gelden. Voor een aantal zaken biedt een lokale verordening bovendien geen enkele meerwaarde, en betreft het materie die op Vlaams niveau geregeld moet worden.

NAV heeft er begrip voor dat specifieke lokale omstandigheden een gemeentelijke verordening noodzakelijk kunnen maken, maar dringt erop aan dat de relevantie ervan steeds afgetoetst wordt. Bovendien is er te weinig referentiekader. NAV pleit ervoor dat lokale verordeningen telkens op een systematische wijze zouden worden bekendgemaakt. De VVSG (Vereniging voor Vlaamse Steden en Gemeentes) en de Vlaamse Overheid zouden dit kunnen sturen door het uitvaardigen van richtlijnen hierover.

NAV vraagt bovendien meer eensgezindheid in het begrippenkader en de meetcodes. Op de verschillende bestuursniveaus en in de administraties worden dezelfde zaken vaak op een andere manier beschreven. Dat maakt het er voor de bouwheer en architect niet makkelijker op.