Architectuur

11.000 bezoekers voor tweede editie Mijn Thuis Op Maat

11.000 bezoekers voor tweede editie Mijn Thuis Op Maat
Foto: © Luc Roymans
Anders gaan wonen, met een toekomstgerichte visie op het behoud van onze open ruimte? Geen koud kunstje, maar ook niet onoverkomelijk voor de Vlaming. Dat blijkt uit een enquête in aanloop naar Mijn Thuis Op Maat, de openhuizendag die afgelopen zondag in meer dan 100 projecten de deuren deed openzwaaien. Bouwheren willen mits behoud van hun comfort wel degelijk kleiner gaan wonen of naar verstedelijkt gebied trekken. Een vrijstaande woning op het platteland vormt niet voor iedereen het walhalla. Wel prijken een tuin, voldoende groen, rust en privacy nog steeds bovenaan het prioriteitenlijstje.

Meer dan 100 architecten toonden afgelopen zondag aan de (ver)bouwers van morgen hoe comfortabel, slim en innovatief het toekomstige wonen kan zijn. De 110 opengestelde projecten bewijzen alvast dat de hoge verwachtingen even goed in de dorpskern als in de stad ingelost kunnen worden. Vergeet dus het woord betonstop, maar noteer de voordelen van nieuwe woonvormen: flexibel, betaalbaar, groen en goed bereikbaar.

Aanleiding van de enquête is het plan van de Vlaamse Overheid om tegen 2040 geen nieuwe open ruimte meer aan te snijden. Tegenstanders spreken van een betonstop; zelf spreekt Netwerk Architecten Vlaanderen (NAV), de organisator van Mijn Thuis Op Maat, liever van een bouwshift, een mentaliteitsverandering t.a.v. de manier van wonen en bouwen. Het peilde bij zo’n 400 deelnemers van hun openhuizendagen die concrete plannen hebben, recent (ver)bouwd hebben of dat nog aan het doen zijn, naar hun houding t.a.v. die bouwshift.

Welke locaties hebben de bevraagden voor ogen? Meer dan 3 op 5 van de projecten of plannen situeert zich in een grote gemeente of stad met meer dan 10.000 inwoners. Bijna de helft in stedelijk gebied, een vierde in de dorpskern en nog eens een vierde op de buiten. Bij de aankoop van een pand of perceel vindt 44% de aanwezigheid van een tuin zeer belangrijk, 41% neemt ook het potentieel van de woning (41%) en de prijs-kwaliteitsverhouding (37 %) in overweging. De beschikbare woonoppervlakte of parameters i.v.m. mobiliteit en openbaar vervoer worden minder belangrijk geacht.

Foto: © Luc Roymans

En de bouwshift?

4 op de 5 bouwheren heeft nog nooit van de term ‘bouwshift’ gehoord. Maar 65% staat positief of overwegend positief t.o.v. de plannen van de Vlaamse Overheid om de open ruimte tegen 2040 te vrijwaren van verdere bebouwing. De verbouwers zijn daarbij nog meer van dat principe overtuigd dan de nieuwbouwers. Bijna de helft denkt ook dat kleiner wonen mogelijk is zonder dat het comfort erop achteruit gaat. 30% twijfelt nog, maar acht het niet onmogelijk. Ook hier zijn de verbouwers grotere ‘believers’.

Gevraagd wat ze van hun woning verlangen, zetten bouwheren op een realistische manier de tering naar de ruimtelijke nering. Men wil vaak een tuin en nabijheid van groen en natuur, maar dat staat voor hen niet noodzakelijk synoniem voor een vrijstaande woning op het platteland. Wel belangrijk zijn gevoelsmatige componenten: zich thuis voelen, licht, comfort, rust vinden…

Voortrekkersrol voor architecten

Ook architecten kregen een bevraging voor de kiezen. Daaruit blijkt dat zij voor zichzelf een heel belangrijke rol zien binnen de bouwshift. Veel mensen willen verbouwen, en dat mogen voor de bouwheren projecten zijn met werk aan. Maar dat vergt allemaal vakkennis, zeker als men vanuit de overheid nog eens een groter ruimtelijk rendement uit kleinere oppervlaktes wil. Bovendien kan enkel een individueel ontwerp op maat tegemoet komen aan de wens van de bouwheer om veel licht te hebben, comfort, rust te vinden… Dat krijg je alleen maar als het project volgt uit een individuele en professionele begeleiding van een onafhankelijke architect.

Foto: © Luc Roymans

Ook interessant