Nieuwbouw

Woningbouw innoveert en professionaliseert

25 jaar geleden had niemand kunnen voorspellen welke opdracht de woningbouw anno 2013 voorgeschoteld krijgt. Hij moet duurzame en comfortabele woningen aanbieden aan een bevolking die veel sterker toeneemt dan in het verleden en die in de komende twintig jaar zal blijven toenemen. De aannemers moeten dat klaarspelen op een oppervlakte die veertig jaar geleden voor wonen voorzien werd. Sindsdien werd deze niet uitgebreid, en in de praktijk nam ze zelfs af door allerlei gebruiksbeperkingen zoals watergevoelige gebieden, overlap met beschermde gebieden en woonuitbreidingsgebieden die niet vrijgegeven worden. De derde grote uitdaging is het financieringsysteem, dat dringend aangepast moet worden aan de lifecycle‐exploitatiekost van een woning.

Professioneler

De noodzaak aan geavanceerde bouwtechnieken creëerde een toenemende professionalisering van de bouwsector. Deze leidde tot meer verticale integratie: bouwbedrijven bieden terreinen aan samen met een compleet bouwproject. Ze bieden ook volledige systemen aan onder een merknaam, wat professionalisme en kwaliteitsbewustzijn communiceert. De toegenomen aandacht voor kwaliteit wordt ook gereflecteerd in een certificaat als Construction Quality en de recyclage van bouw‐ en sloopafval. De bouwsector staat niet meer op zichzelf maar is in de afgelopen kwarteeuw een geïntegreerde bouw‐, milieu‐, en energiecluster geworden. De toepassing van deze uiteenlopende technologieën zorgt ervoor dat bouwbedrijven hun technische kennis moeten uitbreiden en meer beroep moeten doen op technisch geschoolde werknemers.

Internationaal en Vlaams

De externe uitdagingen die de bouwsector verplichten tot aanpassing en innovatie zijn deels internationaal bepaald, deels door de Vlaamse situatie. Op internationaal vlak zijn de belangrijkste drijfveren de stijging van de energieprijzen en Europa, dat steeds meer bepalend wordt voor lokale regelgeving. In Vlaanderen gaat het ondermeer om de toenemende bevolkingsdichtheid, de ruimtelijke ordening en de inplanting van de bestaande woningen.

Onverwachte evolutie

Vijfentwintig jaar geleden besloten zowat alle studies dat de jaarlijkse behoefte aan woningen zou afnemen. De bevolking zou stagneren en de gezinsverdunning zou een grens kennen. Maar de werkelijkheid viel anders uit: het aantal gezinnen nam meer toe dan verwacht.

De woningbouw reageerde op deze evolutie, maar slaagde er niet in om gelijke tred te houden met de sociologische en demografische trends. Per gezin zijn er tegenwoordig minder woningen beschikbaar dan in 1995. Bovendien is de betaalbaarheid onder druk komen te staan. Niet zozeer omdat bouwen duurder is geworden, maar vooral omdat de prijzen van bouwgrond razendsnel stegen. De bouwkost nam ongeveer toe met het ritme van de inflatie, maar de prijzen van bouwgrond stegen tien keer meer. Bouwgrond is schaars geworden. Het koninklijk besluit betreffende het gewestplan dateert al van 1972, en het gebied bestemd voor wonen werd niet aangepast. Het tekort aan terreinen heeft een negatieve invloed op het woningaanbod en de betaalbaarheid.

Compacter wonen

De stijgende woonbehoefte en de hoge grondprijzen zorgen voor een evolutie naar compacter wonen. Vóór 2003 domineerden de eengezinswoningen, sindsdien worden er meer bouwvergunningen verleend voor appartementen dan voor eengezinswoningen. Tegelijk worden de percelen kleiner: de gemiddelde oppervlakte nam in de voorbije twintig jaar af met 25 %. Er is niet alleen een verschuiving geweest naar appartementen, maar ook van vrijstaande naar rijwoningen. De open bebouwing of viergevelwoning wordt meer en meer een uitzondering.

Daarnaast wordt in de stedelijke omgeving in Vlaanderen steeds hoger gebouwd. In het begin van de jaren negentig waren er in de meeste gemeenten amper gebouwen met vier of meer bouwlagen, op enkele grootsteden en de kust na. Twintig jaar later is hun aandeel aanzienlijk gestegen. Maar woontorens en echte hoogbouw blijven op de meeste plaatsen een zeldzaamheid. We blijven een regio met voornamelijk laagbouw, alleen onderbroken door de kerktoren.

Duurzamer

We bouwen duurzamer. Nieuwbouwwoningen verbruiken steeds minder. Ze zijn beter geïsoleerd en maken gebruik van decentraal opgewekte hernieuwbare energie. Deze laatste technologie deed zijn intrede in 2006. Maar vanaf 1 januari 2014 moet elk nieuw bouwproject zijn aandeel hernieuwbare energie opwekken: iedere woning is dan een energieproject. Ook wordt er meer aandacht besteed aan watervriendelijk bouwen, door regenwaterputten en groendaken te plaatsen. Deze ingrepen maken bouwen initieel duurder, maar bij de financiering van woningen wordt nu meer naar de lange termijn gekeken. Naast de initiële aankoopkost van een woning krijgt de life‐cyclekost een belangrijke rol. Een lagere energiefactuur kan een hogere aankoopkost compenseren.

Duurzamer bouwen impliceert ook dat we zuiniger omgaan met de beschikbare ruimte terwijl we comfortabeler en aangenamer gaan wonen: de eerste stap naar duurzaamheid is graag ergens wonen! De bouwsector dient in toenemende mate creatief te zijn om aan de steeds hogere wooneisen te kunnen beantwoorden.

Ook interessant