Algemeen

Weinig vrouwen in de bouw... maar ze zijn gelukkig

Onbekend maakt onbemind. Deze spreuk geldt zeker voor de aantrekkingskracht van de bouwsector op vrouwen en meisjes. In de bouw zijn vrouwen een minderheid en maar heel weinig meisjes volgen een bouwopleiding. Maar zij die voor de bouw kiezen, hebben er hun plaats gevonden en voelen zich goed. Dit blijkt uit een enquête van Bouwunie. De meeste vrouwen in de bouw zijn te vinden in de administratie, in de ruime zin van het woord (opmaken van offertes, projectopvolging, contacten met klanten en leveranciers, personeelsbeleid) én in "fijnere" beroepen zoals in schilder- of restauratiebedrijven waar typisch vrouwelijke kwaliteiten goed tot hun recht komen. Het echt zware werk is maar voor heel weinig dames weggelegd.

Vrouwen en de bouwsector: het is een goede combinatie. Vrouwen vormen trouwens een enorm arbeidskrachtenreservoir voor bepaalde bouwberoepen. Mits een aantal hinderpalen uit de weg worden geruimd. Het zwaarste struikelblok is wellicht de mentaliteitsverandering die nodig is, zowel bij ouders en meisjes als bij werkgevers en collega-arbeiders, om meer vrouwen een bouwopleiding te laten volgen en in de bouwsector aan de slag te helpen en te houden.

De bouw telt 4.000 vrouwelijke zelfstandigen in hoofdberoep. 84% van de zelfstandigen zijn meewerkende echtgenotes, de anderen zaakvoerster (660 in totaal).

Vrouwen maken nog geen procent uit van de arbeidersbevolking in de bouwsector (1.158 arbeidsters op 1 november 2005 of 0,76% van het totaal). De meeste arbeidsters zijn actief als schilder (2,93% van het totaal aantal arbeiders-schilders). Ook binnen het voltijds beroepsonderwijs zijn de meeste vrouwen terug te vinden in de studierichtingen schilderwerk en decoratie (30,5% van het totaal aantal leerlingen in die opleidingen). In het totaal aantal leerlingen in alle bouwopleidingen samen nemen meisjes slechts een aandeel van 3,5% in.

Bouwunie hield een enquête bij haar leden-vrouwelijke zaakvoersters en meewerkende echtgenotes. Hieruit blijkt dat de aanwezigheid van vrouwen in de bouw (meewerkende echtgenotes, dochters, ...) vooral historisch-familiaal gegroeid is. De meeste vrouwen zijn in het vak gerold omdat ofwel hun ouder(s) ofwel hun echtgenoot of partner een bouwbedrijf hadden of hebben. Vrouwen die uit eigen interesse een bouwopleiding volgen en een bedrijf in de bouwsector opstarten, zijn op één hand te tellen.

Dat deze vrouwen in eerste instantie niet volledig onafhankelijk hun beroepskeuze gemaakt hebben, belet evenwel niet dat ze nu geen plezier aan hun job beleven. Integendeel. De vrouwen die Bouwunie ondervroeg, vinden de bouw een interessante sector en omschrijven hun job als "uitdagend, afwisselend en boeiend".

Als vrouw word je door de klanten in eerste instantie vaak niet “au sérieux” genomen. Ook de geloofwaardigheid van een vrouwelijke bedrijfsleider die technische instructies geeft aan haar mannelijke arbeiders-medewerkers is in het begin laag. Vrouwen met administratieve en kaderfuncties in de bouw worden niet meer scheef bekeken. Bij arbeiders ligt dat nog gevoeliger. Het ruwe taalgebruik en gedrag dat in de bouwsector nogal eens voorkomt, schrikt ook heel wat vrouwen af.

De combinatie werk en gezin vraagt heel wat organisatiewerk, maar dit is niet eigen aan de bouwsector, maar eerder aan het uitoefenen van een zelfstandig beroep of een leidinggevende functie.

Anderzijds beschikken vrouwen over andere kwaliteiten die in de bouwsector net erg gesmaakt worden. Vrouwen zijn doorgaans accurater en zien meer details, wat zeker in de afwerking en dan met name in de particuliere woningbouw een voordeel is. Een werf waar vrouwen aan de slag zijn, is properder. Ze beschikken doorgaans over meer organisatietalent en zijn socialer en communicatiever waardoor ze in KMO-bedrijven met een familiale structuur een goede band met het personeel hebben. Vrouwen hebben hun zaken, vooral dan op administratief gebied, beter op orde en handelen telefoons, facturen, ... sneller en efficiënter af dan hun mannelijke collega's. Allemaal door de band genomen uiteraard.

Op de vraag of de vrouwelijke bedrijfsleiders zelf vrouwelijke arbeiders in dienst hebben of zouden nemen, lopen de meningen uiteen, afhankelijk van het specifieke beroep. In de afwerking, bv. voor het uitvoeren van schilder-, restauratie- of schrijnwerken, stellen zich op dat vlak veel minder problemen dan in de ruwbouw. Dit laatste heeft niet alleen te maken met de fysieke zwaarte van het beroep maar zeker ook met het aanvaarden van een vrouw in een werkploeg van mannen.

Uit de enquête bleek tot slot dat op werven langzaam maar zeker meer vrouwen rondlopen zoals projectingenieurs en architecten. Vrouwelijke bedrijfsleiders ervaren dit als een positieve evolutie omdat ze zich zo minder een rariteit voelen.
Build for Life