Algemeen

VCB stelt voor sancties te schrappen voor wie bouwmisdrijf 'in stand houdt'

Vorig jaar heeft het Vlaams Parlement een decreet gestemd dat de verjaring van bouwmisdrijven mogelijk maakte. Maar volgens het Arbitragehof creëerde de regeling een ontoelaatbare mate aan onzekerheid en was zij bovendien strijdig met het gelijkheidsbeginsel. Intussen is duidelijk gebleken dat rechters de verjaringsprincipes op de meest uiteenlopende manier interpreteren. De Vlaamse Confederatie Bouw (VCB) is dan ook verheugd dat minister van ruimtelijke ordening Dirk Van Mechelen het verjaringsdecreet gaat wijzigen. Volgens de VCB moet hij van de negatieve uitspraak van het Arbitragehof gebruik maken om de verjaring van bouwmisdrijven op een eenvoudigere manier te regelen. De overheid moet er enkel voor zorgen dat het ‘in stand houden’ van een bouwmisdrijf niet langer strafbaar is.

Dat een bouwovertreding als een ‘voortdurend misdrijf’ wordt beschouwd, kan tot absurde situaties leiden. Zo heeft een rechtbank mede-eigenaars er al toe veroordeeld de kosten te dragen voor de afbraak van de twee bovenste verdiepingen in hun appartementsgebouw die een vorige eigenaar ooit in strijd met de regels op de ruimtelijke ordening had toegevoegd. Als mede-eigenaars dragen zij immers bij tot de ‘instandhouding’ van het bouwmisdrijf.

Alle personen die een gebouw verwerven waaraan een overtreding kleeft – ook onschuldige kopers of erfgenamen – kunnen dus gestraft worden, tot tientallen jaren nadat de overtreding heeft plaatsgehad. Deze onzekerheid zorgt ervoor dat de desbetreffende gebouwen nog amper verkocht en gerenoveerd geraken. Ook elke aannemer die aan deze gebouwen nog werken uitvoert, kan gesanctioneerd worden als medeplichtige voor de ‘instandhouding’ van het misdrijf.

Een ander voorbeeld betreft een uitspraak van de Raad van State met betrekking tot een bijzonder plan van aanleg (BPA) waardoor vier bedrijven met in totaal een 90-tal werknemers niet langer zonevreemd zouden zijn. Maar bij een aantal van deze bedrijven werden bouwmisdrijven vastgesteld. Na een klacht van een omwonende werd het BPA geschorst. De vier bedrijven bleven dus zonevreemd en werden daardoor ernstig in hun ontwikkeling geremd.

Het is positief dat de vorige regering een poging heeft ondernomen om het principe van de verjaring uit de taboesfeer te halen waarin het zich jarenlang heeft bevonden. Onder druk van coalitiepartner Groen! heeft zij aan de verjaring wel een aantal beperkingen moeten verbinden. Het bouwmisdrijf mocht geen ‘onaanvaardbare stedenbouwkundige hinder’ veroorzaken en mocht geen ‘ernstige inbreuk’ op de ‘essentiële’ stedenbouwkundige voorschriften vormen. Precies omdat deze criteria te vaag waren, heeft het Arbitragehof de regeling als in strijd met de Grondwet bevonden.

Volgens de VCB moet het mogelijk zijn om de verjaring van bouwmisdrijven met de huidige coalitie op een andere manier aan te pakken. Het is normaal dat de uitvoerders van werken in overtreding met de ruimtelijke ordening worden bestraft. Maar de VCB stelt voor geen bestraffing meer te voorzien voor elkeen die de overtreding ‘in stand houdt’. Precies deze toevoeging zorgt ervoor dat gebouwen zonder of in strijd met een vergunning eindeloos strafbaar blijven. Door de woorden ‘in stand houdt’ te schrappen zullen bouwmisdrijven uit een ver verleden niet langer tot vervolging aanleiding geven.
Build for Life