Algemeen

VCB pleit voor efficiëntere bouwopleidingen

Op amper één jaar tijd is het aantal werkzoekenden voor de bouw spectaculair gedaald: met 29,4% van 14.411 tot 10.991. Tegelijk hebben de bouwbedrijven bij de VDAB 22% meer vacatures ingediend. Een heroplevende bouwactiviteit maakt het mogelijk de werkloosheid fors terug te dringen. Maar tegelijk krijgen de aannemers het steeds moeilijker om geschikte vakkrachten te vinden. De Vlaamse Confederatie Bouw (VCB) roept op tot meer efficiëntie in de beroepsopleiding. Momenteel stroomt amper 44% van de afgestudeerden uit het secundair onderwijs en slechts 53% van de ex-cursisten uit de bouwopleidingen van de VDAB door naar een job in de bouwsector. Volgens de VCB moeten onderwijs en VDAB gerichter bemiddelen en meer opleidingen op de bouwplaatsen toestaan.

De Vlaamse bouwsector draait op volle toeren. Van 2002 tot 2006 is het aantal stedenbouwkundige vergunningen voor nieuwe woningen met 37% toegenomen, voor woningrenovaties met 8% en voor niet-woongebouwen (zoals kantoor-, industrie- en handelsgebouwen) met 26%. Volgens de VCB zal deze heropleving dit jaar zeker nog aanhouden.

De statistieken van de VDAB over het aantal werkzoekenden geven duidelijk aan dat een heroplevende bouwconjunctuur voor heel wat bijkomende jobs zorgt. Op amper één jaar tijd is het aantal werkzoekenden voor de bouwsector met 3.450 afgenomen. In heel wat sectoren levert een heropleving van de activiteit nauwelijks nog bijkomende vacatures op. Dit is niet het geval in de bouwsector.

De bouwnijverheid is traditioneel een sector met heel wat knelpuntberoepen, d.i. beroepen waarvoor de vacatures moeilijk ingevuld geraken. De toenemende krapte op de Vlaamse bouwarbeidsmarkt heeft het knelpuntkarakter van de bouwberoepen verscherpt. Momenteel kunnen heel wat aannemers hun orderboek niet tijdig uitvoeren omdat ze voor de uitvoering onvoldoende arbeidskrachten of onderaannemers vinden.

De VCB betreurt dan ook dat de bouwopleidingen in het secundair onderwijs zo weinig uitstroom naar de sector opleveren. Zopas heeft het FVB (Fonds voor Vakopleiding in de Bouwnijverheid) nagegaan hoeveel procent van de afgestudeerden uit het secundair onderwijs nadien in de bouwsector hun weg vinden. Het resultaat was bedroevend laag. Van de afgestudeerden van 2002-2003 had slechts 47% later nog een job in de bouw. Voor de afgestudeerden van 2004-2005 lag de doorstroming zelfs nog lager: zij bedroeg amper 44,5%.

De bouwopleidingen van de VDAB scoren op dit vlak iets beter dan het secundair onderwijs. Na een bouwopleiding is nog ongeveer 53% van de ex-VDAB-cursisten in de bouw tewerkgesteld. Het hoger doorstromingsresultaat voor de VDAB is normaal. Deze opleidingen hebben immers uitdrukkelijk tot doel op een specifiek bouwberoep voor te bereiden. Dat zij slechts een doorstromingspercentage van 53% halen, stelt de VCB teleur.

De bouwopleidingen moeten volgens de VCB efficiënter verlopen. Vooreerst moeten scholen en VDAB hun afgestudeerden uit de bouwopleidingen gerichter naar de bouwsector oriënteren. Nu komen teveel leerlingen en cursisten die voor een bouwberoep werden opgeleid, in andere sectoren terecht, vaak zelfs in functies die niets met het aangeleerde bouwberoep te maken hebben, omdat ze vanuit hun opleiding te weinig voeling met de bouwsector hebben gekregen.

Bij haar doorlichting van de beroepssecundaire scholen moet de inspectie meer aandacht besteden aan hun inspanningen om de leerlingen naar de betrokken sector te laten doorstromen. In haar huidige rapporten gaat de inspectie hier nauwelijks op in en beperkt zij zich grotendeels tot schoolinterne aangelegenheden.

Een ander opvallend resultaat van het FVB-onderzoek is dat formules met leermogelijkheden op bouwplaatsen en in bouwateliers doorgaans een hoger tewerkstellingsresultaat opleveren dan opleidingen die louter en alleen in een opleidingscentrum plaatshebben. Voor IBO’s (individuele beroepsopleidingen in de onderneming) bedraagt de doorstroming bijna 60%, voor het jongerenleerlingwezen zelfs 71%. Deze formules bieden het voordeel dat van bij het begin een nauwe band met het bedrijfsleven bestaat.

Marc Dillen, directeur-generaal van de Vlaamse Confederatie Bouw
Build for Life