Zwembaden en (zwem)vijvers

Tips voor de perfecte vijver

Wilt u ook graag een mooie heldere vijver in de tuin? Waterspecialist Ada Hofman heeft een aantal tips voor u op een rij gezet: van wateronderhoud, vissen, planten tot algen. Of zoals Ada zegt: 'Een goed begin is het halve werk en gewoon de natuur z'n loop laten'.

Onderhoud
Een goed aangelegde vijver heeft nauwelijks onderhoud nodig, alleen soms het teveel aan zuurstofplanten weghalen en eens per jaar eventueel bijmesten. Wel moet in de vijver gewaaid blad worden verwijderd. Doet u dit niet, dan ontstaat er een verkeerde verrotting, waarbij giftige moerasgassen kunnen vrijkomen. Hak nooit een opening in het ijs. Door de trilling die ontstaat zullen veel vissen beschadigingen oplopen en doodgaan. De vijver mag rustig dichtvriezen. In de natuur gebeurt dit immers ook. Wel moet een stukje ijs sneeuwvrij worden gehouden, zodat er licht in de vijver kan komen. Is het water groen of het was vorig seizoen al groen, dan zult u helaas helemaal opnieuw moeten beginnen. Wacht daarmee tot eind april.

Diepte
De ideale diepte van een normale vijver is tussen 80 en 100 cm. Heeft u een vrij kleine vijver, dan mag 60 cm ook. Ondieper is eigenlijk niet gewenst omdat dan het water in de zomer veel te warm wordt en dit problemen op kan leveren indien geen extra zuurstofplanten worden toegepast. Dieper dan 100 cm is ook niet wenselijk, omdat onder deze diepte bijna geen plant meer kan groeien doordat er te weinig licht bij kan komen.

Zuurstofplanten
Na het vullen van de vijver moeten binnen 24 uur de planten in de vijver worden gezet. De belangrijkste zuurstofplant voor de vijver is fonteinkruid. Gebruik hier ten minste driekwart van. Als aanvulling kunt u waterpest, waterranonkel, hoornblad, aarvederkruid en sterrekroos gebruiken. Zuurstofplanten kunt u het beste in een mandje in de vijver zetten. Per 1000 liter water hebt u één mandje of vier bosjes zuurstofplanten nodig. Meer is niet erg, minder levert problemen met de helderheid op. Doe helemaal niets op de bodem van de vijver. Steentjes en andere zaken voor bacterievorming etc. zijn niet noodzakelijk. Erger nog, in veel gevallen wordt de waterkwaliteit negatief beïnvloed. Bovendien leven de planten van het water en niet van de grond. Zuurstofplanten zijn vrij kostbaar, maar bezuinig er niet op als u een heldere vijver wilt hebben.

Water
In het algemeen kunt u de vijver het beste vullen met leidingwater. Kijk op de watermeter hoeveel liter water er in gaat en bereken (zie stukje over Zuurstofplanten) hoeveel zuurstofplanten u nodig hebt. Gebruik nooit regenwater, dit is zacht en zuur. Omdat leidingwater niet de noodzakelijke micro-organismen bevat, zult u bij moeten mesten met maerl, zeker als de hardheid van uw water lager is dan 12. Maerl is een natuurproduct dat onder de naam Vijverschoon verkrijgbaar is. U kunt het beste de benodigde hoeveelheid in uw vuist doen en zo diep mogelijk onder water voorzichtig open doen, zodat de maerl naar de bodem gaat. Los het poeder niet op in een emmer water. Maerl mag maar één keer per jaar worden toegevoegd, liefst in het voorjaar.

Vissen
Om het evenwicht niet te verstoren, mogen er niet te veel vissen in de vijver. Ada houdt na jaren experimenteren de volgende maximumnorm aan: voor de eerste 5 m2 wateroppervlak twee vissen per m2. Iedere volgende 5 m2 wateroppervlak twee vissen. In een vijver met een wateroppervlak van 20 m2 mogen dus maximaal 5x2 (voor de eerste 5 m2) en 3x2 (voor de overige drie 5 m2), is samen zestien vissen. Met deze norm gaat ze uit van een normaal aangelegde vijver en vissen van ongeveer 10 cm lengte.

Algen
In water komen algen voor. Dit zijn microscopisch kleine plantjes die kleurloos zijn. Als de temperatuur boven ± 8°C komt gaan deze algen voedsel opnemen uit het water. Als ze volgroeid zijn, kleuren ze in zuurstofrijk water groen en in zuur water bruin. Het vijverwater wordt dan ondoorzichtig. Omdat zuurstofplanten leven van dezelfde voedingstoffen als algen, is het dus noodzaak voldoende zuurstofplanten in de vijver uit te zetten, zodat de algen minder voedsel op kunnen nemen en dus ook niet meer kunnen groeien en daardoor niet meer kunnen kleuren.