Nieuwbouw

Statistische tekorten leiden tot ongefundeerd beleid

Statistische tekorten leiden tot ongefundeerd beleid
Dat sedert medio 2017 geen cijfers meer worden bekend gemaakt over de bouwvergunningen in de Vlaamse steden en gemeenten is geen alleenstaand geval. Ook op andere vlakken van het woon- en ruimtebeleid stelt de Vlaamse Confederatie Bouw (VCB) belangrijke statistische lacunes vast. Op die manier wordt een beleid gevoerd op basis van betwistbare aannames en niet op reële cijfers. Het risico op weinig betrouwbaar en manipuleerbaar materiaal en op een tendentieuze voorstelling van de feiten neemt daardoor aanzienlijk toe.

Neem bijvoorbeeld de woonuitbreidingsgebieden. De inkrimping ervan is een prioritair aandachtspunt voor de Vlaamse regering. Maar hoeveel hectare daarvan zijn al bebouwd en hoeveel zijn nog niet bebouwd? In hun gemeenschappelijk advies over het ontwerpdecreet over de ontwikkeling van woonreservegebieden stelden SERV, Miniraad en SARO dat over het aansnijden van woonuitbreidingsgebieden zeer weinig data beschikbaar zijn. Er wordt geen jaarlijkse bebouwingstoestand bijgehouden. Hoe hierover dan een beleid voeren en hoe dit beleid monitoren? De vooropgestelde herbestemming van 8.000 hectare naar open ruimte staat dan ook “vol met hypotheses en aannames”, aldus hun gezamenlijk advies.

De VRIND (Vlaamse Regionale Indicatoren) geven elk jaar een overzicht van de onbebouwde oppervlakte. Volgens de editie van 2017 bedraagt dit 41.000 hectare met een potentieel woonaanbod op 261.000 percelen. Maar in hoeverre zijn die percelen effectief beschikbaar? In welke mate overlappen zij niet met tuinen? Zijn die percelen bereikbaar? Liggen zij niet in een binnengebied tussen andere gebouwen? Over al deze gegevens beschikt de Vlaamse overheid niet. Dus moet zij vaak werken met grove simulaties en op basis van louter theoretische berekeningen. Verdichting is een belangrijk beleidsthema. Maar niemand weet duidelijk waar de ongeveer 300 steden en gemeenten in Vlaanderen hiermee staan, in welke mate de verdichting nu al vaste vorm aanneemt, bijvoorbeeld in welke gemeenten de appartementsbouw toeneemt en waar niet.

Ook rond de investeringsgraad van onze overheden bestaat heel wat onduidelijkheid. In het algemeen wordt gesteld dat de investeringsgraad in België te laag ligt: op 2,3% van het bbp (bruto binnenlands product) terwijl dit aandeel in de Europese Unie op 3 tot 3,5% van het bbp ligt. Maar minister-president Bourgeois verklaarde onlangs dat in Vlaanderen op basis van het Vlaams binnenlands product de investeringsgraad van 3% al is gerealiseerd. In welke mate is dit cijfer betrouwbaar? In welke mate is deze berekening gevalideerd, onder meer door de Nationale Bank? Doorstaat zij de Europese toets? Dat is nochtans cruciaal om voor de nieuwe Vlaamse regering tot een investeringsnorm te komen.

De bouwsector en de talrijke activiteiten die daarmee samenhangen, worden steeds meer een indicator voor de algemene economische conjunctuur. De overheden en andere economische actoren hebben er dan ook belang bij dat de toestand in de bouw-, milieu- en energiecluster op de voet wordt opgevolgd. Betrouwbare, recente en gedetailleerde cijfers inzake aangevraagde en afgeleverde omgevingsvergunningen vormen daar een essentieel onderdeel van. De volgende Vlaamse regering moet hier prioritair werk van maken.

In de Verenigde Staten worden de bouwvergunningen al de maand nadien bekend gemaakt. De volgende Vlaamse regering moet gebruik maken van de digitale omgevingsvergunning om ook in Vlaanderen een dergelijk snelle bekendmaking van de vergunningscijfers na te streven.

Ook interessant