Algemeen

Staatsschuld stijgt boven 100 procent

De Belgische staatsschuld is in de eerste drie maanden van dit jaar gestegen boven de 100 procent. Dat betekent dat de schuld groter is dan wat we met z'n allen in 1 jaar produceren. Het is geleden van 2002 dat de overheidsschuld zo groot was.

De vraag was niet of maar wanneer de staatsschuld de psychologische grens van 100 procent zou doorbreken. Door de bankencrisis en economische recessie zijn de uitgaven door de overheid flink gestegen en de inkomsten fors gedaald. Sinds het uitbreken van de crisis is de schuldgraad al met 17 procent toegenomen, schrijft De Tijd. De schuld van alle overheden samen groeide tussen 1 januari en 31 maart met 16,3 miljard euro tot 342,9 miljard.

Het bruto binnenlands product (bbp), dat is het cijfer die toont hoeveel goederen en diensten we met zijn allen in één jaar produceren, steeg veel minder snel. Zo kon de schuldgraad in amper drie maanden tijd groeien van 96,8 naar 101,2 procent van het bbp. Vroeger was de Belgische staatsschuld nog hoger, met een hoogtepunt van 130 procent begin jaren negentig. Sinds 1993 is er dus heel wat schuld weggewerkt maar die inspanning is nu voor een groot deel teniet gedaan.

Geen reden tot paniek

In de hele wereld zijn er maar vier landen die ook een staatsschuld hebben die groter is dan 100 procent van het bbp: Japan, Italië, Griekenland en IJsland. Niet dat België meteen moet vrezen dat het een tweede Griekenland wordt. De staatsschuld is dan misschien hoog, de Belgen zelf zijn zeer goede spaarders. In de VS en Groot-Brittannië is er een hoge staatsschuld maar ook een hoge schuld bij de gezinnen en bedrijven.

Bovendien heeft ons land in het verleden bewezen in staat te zijn een sanering door te voeren. Toch blijft de hoge staatsschuld niet zonder gevolgen. De overheid moet steeds meer rente betalen op de staatsschuld en daardoor is er minder ruimte voor uitgaven. Als de nieuwe regering erin slaagt het begrotingstekort in vijf jaar weg te werken, valt de schuld terug tot 91 procent, berekende De Tijd.