Algemeen

Schaf aanvaardingsplicht voor houtafval af

Vorig jaar heeft de Vlaamse regering het Vlarea gewijzigd waardoor er vanaf 1 januari 2005 een aanvaardingsplicht voor houtafval komt. Een ‘traditionele’ aanvaardingsplicht zou in beginsel inhouden dat de schrijnwerker bij de verkoop of plaatsing van een deur of raam, het oude raam of de oude deur waarvan de consument zich ontdoet, gratis in ontvangst moet nemen. Meer nog: ook indien een consument geen nieuwe deur koopt, zou de schrijnwerker verplicht zijn diens oude deuren gratis te aanvaarden. Het is de bedoeling dat de schrijnwerker de recyclagekosten vervolgens op de oorspronkelijke fabrikant verhaalt. Maar dit is bij schrijnwerk grotendeels fictie omdat men de fabrikant meestal niet meer kan achterhalen.

Bij de besprekingen met de bevoegde administraties is weliswaar gebleken dat men ‘louter’ voor verduurzaamd houtafval een aanvaardingsplicht zou opleggen maar dit brengt geen soelaas. Ook in het geval van verduurzaamd houtafval blijkt de belangrijkste veroorzaker van verontreiniging de eigenaar te zijn. Door de manier waarop hij het schrijnwerk onderhoudt en bewerkt, bepaalt hij hoelang het meegaat en in welke mate het met gevaarlijke stoffen (verduurzamingmiddelen) wordt vermengd. Het Vlarea zou dus vooral de eigenaar tot een milieuvriendelijkere behandeling van hout moeten aansporen. Door aan de schrijnwerker een aanvaardingsplicht op te leggen, legt de overheid de lasten bij een partij die nog nauwelijks op het milieuvriendelijk karakter van het schrijnwerk kan inwerken. In de ladder van Lansink komt preventie voor hergebruik. Een aanvaardingsplicht voor houtafval verwaarloost daarentegen de preventie en legt de klemtoon louter op recyclage.

Bij houtafval – en zeker bij oude deuren, ramen, trappen en dakgebinten – is het haast onmogelijk de recyclage tot de oorspronkelijke producent terug te voeren. TV’s en koelkasten gaan een 10-tal jaar mee. Doorgaans bestaat de producent nog. Een aanvaardingsplicht voor dergelijke producten zal de fabrikanten effectief aanmoedigen tot de aanmaak en commercialisering van milieuvriendelijkere en gemakkelijker recycleerbare producten.

Maar wie is de producent van de meeste oude houten ramen en deuren? Dat is vaak zeer moeilijk uit te maken. Meestal is de merknaam bij het uitbreken nog nauwelijks zichtbaar, of helemaal afwezig, en is de fabrikant onvindbaar of van de markt verdwenen. Houten ramen gaan tientallen jaren mee, tot meer dan 50 jaar. Dat is langer dan de levenscyclus van de meeste houtverwerkende bedrijven en schrijnwerkerijen. Een aanvaardingsplicht is slechts zinvol indien een sluitend systeem van traceerbaarheid kan worden georganiseerd. Pas dan zal het door de consument worden aanvaard. Voor schrijnwerk is zo’n traceerbaarheidssysteem in de praktijk niet haalbaar.

Eigenaar belangrijkste vervuiler

Omwille van de lange levensduur van houten ramen en deuren gebeurt er ook heel wat mee. Eigenaars zullen ze meermaals herschilderen. Op de deuren en ramen die de schrijnwerkers uitbreken, zit trouwens geregeld meer dan ‘een likje verf’. Misschien werd er intussen ander glas in geplaatst. Maar al te vaak werd in de loop der jaren het beslag gewijzigd. De schrijnwerker kan oorspronkelijk een milieuvriendelijk product hebben afgeleverd. Maar hij kan niet instaan voor wat er na de levering en plaatsing met zijn producten gebeurt.

Vaak is het oorspronkelijk aangekochte product onherkenbaar geworden. Voor heel wat schrijnwerk is dus vaak de eigenaar zelf de eigenlijke (latere) producent geworden. Opdat oude deuren en ramen gemakkelijker zouden kunnen worden gerecycleerd, zou de overheid vooral de eigenaars tot een milieuvriendelijkere omgang met schrijnwerk moeten aanmoedigen.

Met een aanvaardingsplicht worden de eigenaars daar geenszins toe gestimuleerd. Integendeel, zij krijgen volop de kans zich gratis van hun oude houten deuren en ramen te ontdoen, hoe erg zij deze deuren en ramen ook hebben toegetakeld. In het leefmilieu geldt het algemeen principe: “De vervuiler betaalt”. Met een aanvaardingsplicht voor houten ramen en deuren zou het omgekeerde gelden. Niet de vervuiler maar de onschuldige derde die de oude ramen en deuren gratis moet aanvaarden, moet voor de recyclagekosten opdraaien. Dit is dan in tegenspraak met één van de voornaamste redenen tot invoering van een aanvaardingsplicht.

Omwille van de lange levensduur van ramen en deuren kan de schrijnwerker deze kosten doorgaans niet op de oorspronkelijke fabrikanten verhalen. Het enige gevolg van een aanvaardingsplicht zal zijn dat klanten van geregistreerde schrijnwerkers voor hun ramen en deuren meer zullen moeten betalen, zonder dat het leefmilieu er enigszins beter van wordt. Bovendien creëert een aanvaardingsplicht voor houtafval een oneerlijke concurrentie ten aanzien van deuren en ramen in PVC of aluminium. Door enkel hout in de reglementering op te nemen wordt de kostprijsverhouding van hout tegenover aluminium en PVC negatief beïnvloed. Hiervoor is geen enkele ecologisch verantwoorde reden te vinden.

Tot op heden werden de reeds bestaande regelingen op het vlak van aanvaardingsplicht nog niet grondig geëvalueerd. Wij hebben wel al duidelijk signalen opgevangen dat zich bij de huidige systemen tal van knelpunten voordoen. Waarom dan een aanvaardingsplicht invoeren voor producten waarvoor men nu al kan voorspellen dat zij nog méér aanleiding zullen geven tot praktische problemen en onduidelijkheden dan bij de bestaande producten met aanvaardingsplicht al het geval is?

Vaak reageert de overheid met de stelling dat een aanvaardingsplicht niet noodzakelijk hoeft te betekenen dat het zogenaamde ‘een tegen nul principe’ sowieso van toepassing moet zijn, met andere woorden dat houtafval gratis in ontvangst genomen moet worden, zelfs wanneer de consument geen vervangende producten aanschaft. Het is namelijk mogelijk om hiervan af te wijken via een milieubeleidsovereenkomst of een afvalpreventie- en afvalbeheerplan. Het is echter de vraag of deze afwijking effectief mogelijk is gezien het moeilijke verloop van de besprekingen hierover naar aanleiding van de mogelijke invoer van een aanvaardingsplicht voor houtafval. Dit geeft ongetwijfeld aanleiding tot grote onzekerheid. Bovendien is de datum van 1 januari 2005 niet haalbaar.

Modelbestek werkt preventief

Voor houtafval bestaan er trouwens geen afzetproblemen. Om de scheiding van gevaarlijk (bijvoorbeeld verduurzaamd) houtafval en niet-gevaarlijk houtafval verder te bevorderen, bestaat een veel efficiënter instrument dan de aanvaardingsplicht: een modelbestek voor sloopwerken. Het verslag aan de Vlaamse regering dat meer duidelijkheid verschaft over de precieze bedoelingen van een mogelijke aanvaardingsplicht voor houtafval, brengt dit ook duidelijk naar voor.

Bij een sloopbestek moet de opdrachtgever van een afbraak preciseren welke en hoeveel gevaarlijke en niet-gevaarlijke producten in het te slopen gebouw aanwezig zijn. Op die manier kan het sloopbedrijf voor een efficiënte verwerking van al de afvalstoffen zorgen en met kennis van zaken een realistische prijs opgeven.

Bij een modelbestek voor sloopwerken ligt de bal terug bij de eigenlijke vervuiler: de eigenaar die zijn woning laat afbreken of renoveren. Om de afbraakkosten te drukken heeft hij er belang bij zo weinig mogelijk (gevaarlijke) afvalstoffen achter te laten. Aldus zal hij er via het modelbestek toe worden gestimuleerd om zelf (gevaarlijke) afvalstoffen te voorkomen, door schrijnwerk bijvoorbeeld op een milieuvriendelijke manier te behandelen.

Een aanvaardingsplicht voor houtafval zal uiteindelijk meer problemen veroorzaken dan zij er oplost. Vandaar dat de Vlaamse Confederatie Bouw (VCB) en de Vlaamse Schrijnwerkers ervoor pleiten de uitbreiding van de aanvaardingsplicht tot houtafval uit het Vlarea te schrappen. Een aanvaardingsplicht heeft pas zin en nut indien er hiermee milieuwinst kan worden geboekt. Tot op heden blijkt dit niet het geval te zijn. Bovendien zijn er ons inziens tal van andere methodes om deze milieuwinst wél te bereiken, zonder dat daarbij naar een aanvaardingsplicht moet worden teruggegrepen.

Op basis van het huidige Vlarea zal de uitbreiding van de aanvaardingsplicht ingaan vanaf 1 januari 2005. De schrapping van deze uitbreiding moet enkele maanden op voorhand worden voorbereid. Zij moet eerst principieel door de Vlaamse regering worden goedgekeurd en pas na het advies van de Raad van State komt er dan een definitieve goedkeuring. De VCB en de Vlaamse Schrijnwerkers hebben dan ook in een brief aan Vlaams Minister van Leefmilieu Kris Peeters erop aangedrongen dat hij zo snel mogelijk een initiatief zou nemen om de uitbreiding van de aanvaardingsplicht tot houtafval te schrappen.
Build for Life