Algemeen

Resultaten volkstelling: Woonsituaties in België

Het NIS maakte zopas de eerste resultaten van de volkstelling van 2001 bekend. Een overzicht vindt u van de resultaten vindt u hieronder.

Eigenaars versus huurders
In 2001 werd 68,0 % van de woningen in ons land bewoond door de eigenaar. Dat is 12 % meer dan 10 jaar geleden. De stijging is groter in Vlaanderen (+14 %) dan in Wallonië (+10 %) en Brussel (+8,5 %). In de grote steden is minder dan de helft van de bewoners eigenaar of vruchtgebruiker. Vooral Brussel telt veel huurders. Wat het aantal huiseigenaars betreft, blijkt uit andere cijfers van de Europese hypotheekfederatie dat we in Europa pas op de 7e plaats staan, na Spanje (81 %), Ierland (80 %), Griekenland (78 %), Noorwegen (77 %), Luxemburg (72 %) en Groot-Brittannië (69 %). Onderaan bengelt Duitsland (41 %), Oostenrijk (50 %), Denemarken (51 %), Nederland (53 %) en Frankrijk (54 %).
Bijna 87 % van de huurwoningen wordt verhuurd voor minder dan 496 euro. In Antwerpen en Gent zijn verhoudingsgewijs meer goedkope huurwoningen (-248 euro) beschikbaar dan in het Vlaams Gewest in zijn geheel. Ook Charleroi en Luik tellen meer goedkope huurwoningen dan het Waals Gewest in zijn geheel. In Brussel wordt één op vijf woningen verhuurd voor minder dan 248 euro. Het aantal dure woningen (+992 euro) ligt er hoger dan in de rest van het land. Ongeveer 7 % van de huurwoningen (78 000 stuks) wordt gemeubileerd verhuurd. Bijna de helft daarvan bevindt zich in een van de vijf grote steden. Verhoudingsgewijs zijn er in Charleroi en Luik het meest gemeubelde huurwoningen (12,6 %). In Vlaanderen (5,3 %) slaat de formule veel minder aan.

Groot versus klein
Het aandeel eengezinswoningen is gestegen van 72,9 % naar 75,4 %. Alleen in Charleroi was er een daling. Het aandeel van ‘woningen in gebouwen met tien woningen en meer’ (appartementsgebouwen) bleef stabiel. Meer dan één op vier van alle Brusselse en één op vijf van de Antwerpse woningen bevindt zich in dergelijke appartementsgebouwen.
De gemiddelde grootte van de woningen is de laatste jaren afgenomen. In 2001 hadden 55,5 % van de woningen een oppervlakte van minder dan 85 m², 21,9 % was tussen 85 en 104 m² groot en 22,6 % 105 m² en meer. In 1991 bedroegen de overeenkomstige percentages 53,2 %, 20,3 % en 26,5 %. In de grote steden heeft 2 op 3 woningen een bewoonbare oppervlakte van minder dan 85 vierkante meter, daalt het aantal klein bemeten woningen én het aantal ruime woningen, en nemen de middelgrote woningen toe in aantal.
Woningen met minder dan drie vertrekken maken nu 11,8 % van het woningbestand uit, tegen 11,2 % tien jaar geleden. Die stijging is volledig toe te schrijven aan Vlaanderen, waar hun aandeel met meer dan een derde is toegenomen. Sterke dalingen zijn er in Antwerpen (-48 %), Brussel (-44 %) en Luik (-38 %). Het gemiddeld aantal bewoners per woning is afgenomen van 2,53 in 1991 tot 2,39 in 2001.

Jong versus oud
In 2001 woonde 19,2 % van de bevolking in een woning die minder dan 20 jaar geleden werd gebouwd. Het jongste woningpark bevindt zich in het Duitse taalgebied en in Vlaanderen. Ongeveer 1 op 4 woningen dateert er van de laatste 20 jaar. De grote steden (vooral Brussel, Charleroi en Luik) bezitten een ouder patrimonium. In één op de tien woningen gebeurden de afgelopen 10 jaar belangrijke verbouwingen. Hier zijn de verschillen tussen de grote steden en de rest van het land geringer.

Warm versus koud
In 1991 was 61 % van de woningen uitgerust met centrale verwarming, in 2001 73 %. Het relatief grootste aantal woningen met cv treffen we aan in de Duitstalige Gemeenschap en in het Brussels Gewest. Aardgas heeft stookolie ingehaald als belangrijkste brandstof voor de verwarming. Het gebruik van aardgas ligt veel hoger in de grote steden. Het Duitse taalgebied opteert het vaakst voor stookolie. Elektrische verwarming neemt even sterk toe als verwarming met aardgas. In bijna 1 op 10 Gentse woningen is elektriciteit de energiebron voor verwarming. Vooral het gebruik van steenkool is teruggelopen. In Charleroi ligt het gebruik van steenkool hoger dan elders. De andere energievormen (warmtepomp, zonne-energie, hout…) worden marginaler.

Comfort versus spartaans
Ruim 7 op 10 woningen beschikt over dubbele beglazing, bij ongeveer 6 op 10 is het dak geïsoleerd, bij 4 op 10 de buitenmuren en bij 6 op 10 de verwarmingsbuizen. In de grote steden liggen die cijfers een stuk lager, behalve voor dakisolatie. Luik heeft een opvallend lage score voor dubbele beglazing (57 %).
In 1991 hadden 88 op 100 woningen een badkamer, in 2001 96 op 100. Er is nauwelijks een verschil tussen de gewesten of tussen de grote steden en de rest van het land. Opvallend is de verdubbeling van het aantal woningen met 2 of meer badkamers (van 4 % naar 9 %).
96 op 100 woningen hebben minstens één toilet, 35 op 100 minstens twee. Ook hier is er nauwelijks verschil tussen de grote steden en de rest van het land.

Buiten versus binnen
64 op 100 woningen hebben een garage, tegen 54 % 10 jaar geleden. In de grote steden ligt het percentage tussen 30 % en 45 %. De stijging in Brussel (+36 %) overtreft die in het Vlaams Gewest (+25 %) en het Waals Gewest (+17 %). 24 % van de woningen telt 2 of meer garages.
Iets meer dan 1 woning op 3 beschikt over een eigen regenput. Vlaamse woningen hebben vaker een regenput dan Waalse. Het aantal woningen met een tuin is gestegen van 69 % in 1991 naar 73 % in 2001. In de grote steden ligt het aantal woningen met tuin uiteraard lager. Charleroi heeft er verhoudingsgewijs het meest (66 %), Brussel het minst (34 %).

Communicatie versus stilte
Het aantal gezinnen met een vaste telefoonaansluiting is tussen 1991 en 2001 gestegen van 78 % naar 83 %. Verhoudingsgewijs zijn er meer aansluitingen in Vlaanderen en in het Duitse taalgebied. Charleroi (67 %) en Luik (70 %) scoren erg laag. In 7 op 10 huishoudens heeft men een gsm; in bijna 3 op 10 twee of meer. Brusselaars beschikken verhoudingsgewijs iets meer over een gsm; ook in Wallonië zijn er iets meer.
De pc is in 45 van de 100 huishoudens doorgedrongen. Het verschil tussen Vlaanderen (48 %) en Wallonië (39 %) is vrij groot. Sommige grote steden (Charleroi en Luik) hinken nog meer achterop. 2 op 3 huishoudens met een pc beschikt ook over een internetaansluiting. Vlaanderen heeft een internetpenetratie van 31 %, Wallonië een van 23 %. In Charleroi (15 %) en Luik (18 %) ligt het aantal huishoudens met internet nog lager.

Tevreden versus ontevreden
Het NIS peilde ook naar de subjectieve persoonlijke beoordeling van de staat van de woning of het gebouw waarin de woning is gelegen. Ongeveer 8 op 10 huishoudens is tevreden over de toestand van zijn woning. Zowat 1 huishouden op 5 verklaart dat reparaties nodig zijn. In de grote steden, vooral dan in Brussel en de Waalse steden, ligt dat percentage een stuk hoger.
Daarnaast werd gepeild naar de subjectieve tevredenheid over de buurt en de voorzieningen. De tevredenheid is het grootst in Vlaanderen. Ook in het Duitse taalgebied is de tevredenheid vrij groot. Brusselaars, Antwerpenaren en Gentenaren zijn te spreken over hun buurt en de voorzieningen in hun buurt. In Wallonië heerst een relatief grotere ontevredenheid. Vooral Luik en Charleroi scoren slecht.
Build for Life