De federale regering wil nog voor het einde van deze legislatuur ingrijpende wijzigingen aanbrengen aan de woninghuurwet. CIB Vlaanderen kan zich vinden in een aantal wijzigingen, zoals de verplichting om met geschreven huurovereenkomsten te werken. Daarentegen is CIB Vlaanderen wel gekant tegen de oprichting van gemeentelijke databanken, waarbij de verhuurder of zijn gevolmachtigde, minstens 14 dagen voorafgaandelijk aan het sluiten van de huurovereenkomst, zijn intentie om te verhuren dient mede te delen aan de gemeente waar het pand gelegen is.
Men zal aan de gemeente onder meer volgende gegevens moeten verstrekken: het adres, de aard van bestemming, type woning, aantal slaapkamers, maandelijkse huurprijs, huurlasten, aanvangsdatum beschikbaarheid van de woning, … De gemeenten kunnen administratieve boeten opleggen aan wie de verplichting om de huurprijs te vermelden niet nakomt. Tevens wordt voorzien in de mogelijkheid waarbij de huurder –zonder opzegtermijn noch vergoeding– aan de overeenkomst kan verzaken.
1. Gemeentelijke databank: nutteloze administratieve rompslomp
Het aanmelden en afmelden van te huur gestelde panden is een bijkomende administratieve last voor de vastgoedmakelaar. De particulier zal vaak niet op de hoogte zijn van de nieuwe regels en ze dan ook niet toepassen. Vooral diegene die het niet goed menen met de huurders, zoals huisjesmelkers, zullen zich van de nieuwe regels niets aantrekken.
De aangekondigde wetswijziging is kafkaiaans. Stel: Nele en Dries willen hun huur opzeggen want ze trekken binnen 4 maand in de nieuwe woning die ze hebben gekocht. De zus van Nele wil echter graag de huurovereenkomst voor het appartement overnemen. Samen stappen ze naar de verhuurder met het goede nieuws dat ze de huurovereenkomst willen opzeggen maar reeds een goede nieuwe huurder hebben gevonden. De nieuwe huurovereenkomst kan onmiddellijk worden ondertekend. Morgen
–met dit wetsontwerp– kan dat dus niet meer, want de woning moet eerst publiekelijk te huur worden gesteld en minstens 14 dagen vooraf aan de gemeente worden aangemeld.
Een hoop administratieve rompslomp zonder enig tastbaar nut. Is de volgende stap misschien dat de gemeente een huurder kan toewijzen aan de verhuurder? Tevens rijst de vraag of verplichte publieke bekendmaking van huurprijs niet zal leiden tot openbaarmaking van de inkomsten van de eigenaars en van de bewoners. Zijn deze maatregelen geen voortekens tot een door de overheid opgelegde huurprijs?
2. Verlaging huurwaarborg van 3 naar 2 maand zal huurmarkt ontredderen
Een ander punt waar CIB Vlaanderen zich niet kan in vinden is de verlaging van de huurwaarborg van 3 naar 2 maanden. De huurwaarborg is een garantie voor de verhuurder naar onvolkomen contractsuitvoering van de huurder. In de praktijk heeft de huurwaarborg tevens een belangrijke signaalfunctie naar de solvabiliteit van de huurder.
De reductie van 3 naar 2 maanden lijkt ons ingegeven door de solvabiliteitsproblematiek van de huurders. Het leidt echter de aandacht af van wat de echte discussie zou moeten zijn: de huurder verwerft aanzienlijke persoonlijke rechten op een onroerend vermogen en moet daarvoor een beperkte borg stellen. Een huurwaarborg van 3 maanden is zeker niet overdreven als je weet dat de procedures om een nalatige huurder uit een pand te zetten al snel 6 à 7 maanden in beslag nemen.
Deze nieuwe bepalingen en verplichtingen opgenomen in voorliggend wetsontwerp zullen een ongunstig investeringsklimaat scheppen voor huurwoningen. De verhuurders kijken uit naar eenvoudiger te beheren beleggingsproducten. Als het voor de eigenaars niet meer aantrekkelijk is om hun onroerend goed te verhuren dan kiezen ze eieren voor hun geld en dan verkopen ze dat.
Als we nog een huurmarkt willen, zal er naast de sociale huisvesting ook een aanbod nodig zijn op de private huurmarkt. De sociale huisvesting¬maatschappijen zullen het woonprobleem niet alleen opvangen. CIB Vlaanderen wil graag meedenken om tot oplossingen te komen. De vastgoedsector heeft begrip voor de noden van de zwakkeren en de jongeren.
CIB Vlaanderen pleit er dan ook voor om:
1. van de huurwetgeving een gewestelijke materie te maken; de huurwetgeving is een belangrijk beleidsinstrument met betrekking tot huisvesting en wonen, een bevoegdheid die toekomt aan de Gewesten; de huurmarkt is erg verschillend in Vlaanderen, Wallonië en Brussel.
2. de mogelijkheden van huursubsidies verder uit te werken; deze huursubsidies mogen niet beperkt blijven voor wie huurt via een sociaal verhuurkantoor, maar dient tevens te worden opengesteld voor wie huurt op de private huurmarkt.
3. een volwaardige OCMW-huurwaarborg in te voeren; thans dekt de OCMW-waarborg meestal enkel de materiële schade en niet de achterstallige huur. Een waarborg via het OCMW zou naast materiele schade tevens moeten aangesproken kunnen worden voor achterstallige huur.
Meer over Vastgoed
Vlaming bezorgd over hoge woonlasten
13 mei 2025Meld je aan voor onze nieuwsbrief
Elke werkdag het laatste nieuws in uw mailbox!
Aanmelden!Alleen de nieuwsbrief, geen spam