Algemeen

Limburg met 2,7 ton per inwoner kampioen in grondverzet

Per Limburger werd in 2008 maar liefst 1,7 m³ of 2,7 ton grond verzet. Dat is meer dan in andere provincies. Maar het volume daalt. In 2006 werd nog circa 2 m³ of 3,2 ton grond per Limburger verzet. In Limburg is intussen een belangrijke capaciteit ontstaan om grond te stockeren, te verwerken en te reinigen. Deze bedrijven hebben nu nood aan continuïteit. De Vlaamse Confederatie Bouw en de Confederatie Bouw Limburg vragen aan de nieuwe Vlaamse regering en aan de provincie- en gemeentebesturen van Limburg de komende jaren te blijven investeren. De investeringsbehoeften zijn groot en de sector is erop voorbereid om de gronden die daarbij vrijkomen, op een sluitende manier te verwerken. Dat maakt het dan weer mogelijk om de Limburgse grindputten en groeven met zuivere grond aan te vullen en te herbestemmen naar bijvoorbeeld natuur en recreatie.

Veel grondverzet duidt op veel grondwerken en vooral op veel infrastructuurwerken: aan wegen, ondergrondse parkeerterreinen, rioleringen enz. De totale opslagcapaciteit voor grond bedraagt in Limburg momenteel 270.000 m³ en de totale reinigingscapaciteit 117.500 m³.

Vooral in stedelijke gebieden gaat grondverzet gepaard met de nood om te saneren en te reinigen. Dat blijkt duidelijk uit de volgende cijfers. De laatste tien jaar heeft OVAM (de Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij) in Limburg 362 bodemsaneringsprojecten goedgekeurd. Van deze projecten bevinden zich 237 (of ongeveer 65%) in de stedelijke gebieden van Limburg, in de eerste plaats in Hasselt (66 projecten) en Genk (33 projecten). Volgens onze info is het aantal goedgekeurde projecten in Vlaanderen de laatste vijf jaar trouwens vervijfvoudigd. Een goedgekeurd bodemsaneringsproject moet nadien worden omgezet in een bodemsaneringswerk. De effectieve realisatie van de goedgekeurde projecten in Limburg is dus cruciaal voor de herwaardering van de Limburgse steden.

Specifiek voor Limburg is dat de bodemsaneringsprojecten op de 1.150 ha voormalige mijnterreinen intussen allemaal zijn uitgevoerd, met uitzondering van een perceel in Beringen waarvoor nog een bodemsaneringsproject loopt. Eind 2009 zal de sanering van de Limburgse mijnterreinen volledig afgerond zijn. Deze grootschalige saneringsoperatie heeft mede bijgedragen tot de belangrijke reinigingscapaciteit die in Limburg is ontstaan.

Continuïteit door meer investeringen

Het is belangrijk voor deze kapitaalintensieve sector de komende jaren te zorgen voor continuïteit. Dit kan op twee manieren: enerzijds door te blijven investeren in de sanering van de nog talrijke verontreinigde sites in Limburg buiten de mijnterreinen en anderzijds door spoed te zetten achter een aantal belangrijke infrastructuurwerken waar de provincie al lang nood aan heeft.

Dat de provincie Limburg nog heel wat verontreinigde sites telt, blijkt onder meer uit de recente cijfers van BOFAS (het bodemsaneringsfonds voor de tankstations). In Limburg heeft BOFAS reeds 240 aanvragen voor sanering ontvankelijk verklaard en hiervoor 22 miljoen euro financiële steun toegezegd. Zowel naar aantal ontvankelijk verklaarde dossiers als op het vlak van toegekende steun bedraagt het aandeel van de provincie Limburg in Vlaanderen ongeveer 10%.

BOFAS functioneert via een gemengd privaat-publieke financiering. Bij de sanering van verontreinigde voormalige industrieterreinen (brownfields) is privaat-publieke samenwerking trouwens de regel. De Vlaamse regering investeert momenteel circa 30 miljoen euro per jaar in bodemsanering. Maar overheidsmiddelen zullen nooit volstaan om de totale bodemsaneringsbehoefte (circa 7 miljard euro voor gans Vlaanderen) volledig te dekken. Om voor brownfieldontwikkeling PPS-projecten te bevorderen heeft de Vlaamse regering een stimulerend kader van brownfieldconvenanten gecreëerd. Het is belangrijk dat de volgende regering PPS bij brownfields blijft ondersteunen.

Wat de uitvoering van bijkomende infrastructuurwerken aangaat, denken de VCB en de Confederatie Bouw Limburg niet alleen aan de noord-zuidverbinding maar ook aan de realisatie van lightrail-verbindingen, aan multifunctionele stadsvernieuwingsprojecten en last but not least aan het belangrijke investeringsprogramma in rioleringen dat versneld moet worden afgewerkt om tegen 2015 aan de Europese kaderrichtlijn Water te voldoen.

Sector biedt spijkerharde milieugaranties

Op het vlak van grondverzet zijn twee inrichtingen van belang: tussentijdse opslagplaatsen voor grondoverschotten (TOP’s) en centra voor grondreiniging (CGR’s). Beide bieden spijkerharde milieugaranties. Zij werken volgens een gecontroleerd traceerbaarheidssysteem. Daardoor zorgen zij ervoor dat bij grondverzet nergens nieuwe bodemverontreiniging ontstaat.

Dat het risico op bodemverontreiniging blijft bestaan, blijkt uit de volgende cijfers. Gemiddeld kan men ervan uitgaan dat 75% van de grond (de juiste juridische term is ‘uitgegraven bodem’) vrij kan worden gebruikt. Dit betekent dat deze grond geschikt is voor alle terreinen, bijvoorbeeld ook voor natuurgebieden. Maar 20% van de uitgegraven bodem is niet voor vrij gebruik geschikt. Voor deze grond is het dus moeilijker een geschikte bestemming te vinden. Vandaar het belang om hiervoor over een buffer met voldoende opslagcapaciteit te beschikken. In tussentijdse opslagplaatsen worden de gronden netjes geschikt volgens hun mogelijke latere bestemming. Tegelijk wordt de uitgegraven bodem er ook bewerkt (bekalkt, gestabiliseerd) om ze geschikt te maken voor hoogwaardigere toepassingen, bijvoorbeeld in infrastructuurprojecten. Tenslotte moet gemiddeld 5% van de uitgegraven bodem worden gereinigd.

Meer opvulmogelijkheden voor grindputten

De Limburgse grondreinigingscentra en tussentijdse opslagplaatsen werken volgens een traceerbaarheidssysteem dat aan de afnemers duidelijke garanties biedt over de milieukwaliteit van de aangevoerde grond. Deze garanties staan niet louter op papier. Zij zijn reëel vermits er ook een collectieve verzekeringspolis aan gekoppeld is.

Bij de afwerking van de Limburgse grindputten en andere groeven is een correcte en doorgedreven opvolging van de grondstromen van cruciaal belang. Want precies in deze groeven komt het erop aan geen nieuwe verontreiniging te doen ontstaan. Op dit ogenblik zijn in Limburg zes groeven bekend die kunnen worden opgevuld. Dit moet met niet-verontreinigde grond gebeuren. Recentelijk werden nog afspraken gemaakt met de exploitanten om hun te helpen de opvulling te laten gebeuren zonder risico’s op nieuwe verontreiniging.

Het traceerbaarheidssysteem dat nu bij grondverzet wordt gebruikt, biedt bijkomende mogelijkheden voor de afwerking van grindputten en groeven met grond. Dankzij dit systeem kan men ook via opvulling met grond aan de put of groeve een natuurbestemming blijven geven. Maar ook andere herbestemmingen zijn dan best mogelijk, bijvoorbeeld op het vlak van recreatie.
Build for Life