Geen relance van de economie zonder relance van de bouw

De bouwsector volgt het debat over de competitiviteit van onze economie van zeer nabij. De arbeidsmarkt smeekt immers om slimme hervormingen. Dat 2012 een moeilijk jaar wordt voor de sector van de bouw staat nu al vast. Tenzij er tijdig wordt ingegrepen, dreigt net als in 2009 een negatieve groei.

In januari vroeg de Confederatie Bouw de overheid om steunmaatregelen voor een slimme groei, tot dusver zonder gevolg. De meest recente conjunctuuranalyses liegen er nochtans niet om : zo bedroeg het aantal vergunningen voor nieuwe woningen in 2011 slechts 44.115. Dit is het laagste peil in bijna 10 jaar en heeft ontegensprekelijk zijn effect op de activiteit in 2012. Ook de renovatiesector gaat dit jaar achteruit.

Zonder steun krijgt de bouw klappen en dreigt banenverlies. Maar de bouwsector kan ook een middel zijn om een aantal doelstellingen te bereiken. Door de productie van woningen te verhogen kan de woningnood verholpen worden, worden banen gecreëerd en gaat er opnieuw geld naar de schatkist. Ook in de overgang naar een duurzame economie heeft de bouwsector een sleutelrol. En de ervaring leert dat er geen groei is zonder een gezonde bouwsector.

De toestand van de bouw anno 2012 is van die aard dat een stijging van arbeidskosten moet worden vermeden. Dat geldt voor de economie in zijn geheel, maar nog meer voor de bouw. De bouw is van nature immers een zeer arbeidsintensieve sector. En binnenkort volgt de harmonisering van de statuten van arbeiders en bedienden, wat een belangrijke uitdaging wordt in een sector met een meerderheid aan arbeiders.

Robert de Mûelenaere, gedelegeerd bestuurder van de Confederatie Bouw: “De bouw steekt graag de handen uit de mouwen en wil dus meewerken aan de relance van onze economie. Maar onze Belgische bedrijven vragen een gezond werkkader. Het staat vast dat een verhoging van de sociale lasten enkel zou leiden tot meer zwartwerk en oneerlijke concurrentie uit het buitenland, iets wat op dit cruciale moment moet worden vermeden.”