Na veertien jaar te hebben ingewoond bij hospita Academie van Bouwkunst aan het Waterlooplein, heeft het Architectuurcentrum Amsterdam (ARCAM) een eigen huis gekregen. Een klein – maar fijn – gebouw, aan het Oosterdok, ook wel aangeduid als hetBlauwe Museumplein. Een gebouw dat optimaal profiteert van de ligging aan het water en haar inbedding in de stad.
In het oostelijke deel van het Amsterdamse centrum ontstaat langzaam maar zeker rondom het water een cultuur-kwartier, met instellingen als het NeMo, het Scheepvaartmuseum, en (op het Ooterdokseiland) de openbare bibliotheek en (tijdelijk) het Stedelijk Museum. Met uitlopers naar het centrum (Filmacademie, Academie van Bouwkunst) en de Zuidelijke IJ-oever (IJsbreker/BIM-huis) is het Blauwe Museumplein een belangrijke schakel tussen de binnenstad en de Zuidelijke IJ-oever, met haar beoogde culturele binnenstadsmilieu.
Alleszins een ‘logische’ plek dus voor het enige echte architectuurinstituut van Amsterdam, toch nog altijd de architectuurhoofstad van Nederland. Zo’n status vergt gepaste trots en bescheidenheid, en op zijn minst een gebouw van enige allure. Dat is precies wat het is geworden: architect René van Zuuk heeft een glamoureus gebouw ontworpen, van bescheiden afmetingen maar met een grandioze uitstraling.
Aluminium en glas zijn de beeldbepalende gevelmaterialen van het gebouw, dat naar iedere zijde een ander uiterlijk toont. Het gebouw laat zich op het eerste gezicht niet gemakkelijk kennen. Sculpturaal, dat is het in ieder geval, met zijn rondingen en uitstulpingen. Een soepeltjes naar verschillende kanten gebogen en gevouwen volume, zo lijkt het, in werkelijkheid ‘a hell of a job’ voor de bouwer. Een extreem open karakter, door de glazen gevels aan de kop- en waterzijde en van de hoofdingang aan de Prins Hendrikkade, maar ook gesloten aan de oostzijde en het deel van de ingangszijde dat je begeleidt langs de hellingbaan naar de lager gelegen kade.
De situering op de lage kade aan het Oosterdok is prachtig in combinatie met de glazen gevel. Water en licht schitteren en dansen, alles beweegt en dat in tweevoud: behoorlijk ‘dazzeling’. De organisatie van het gebouw is geraffineerd en evenmin eenduidig. Door middel van hellingbanen en vides lopen de drie lagen in elkaar over maar niet zodanig dat de ruimtes hun eigen karakter en functionaliteit verliezen. Er is eerder sprake van ‘zachte grenzen’, waardoor het gebouw ook intern een duidelijke eenheid vormt. De entree op straatniveau aan de Prins Hendrikkade brengt de bezoeker in de tentoonstellingsruimte in de middelste bouwlaag. De kantoorruimte bevindt zich daarboven en op het Oosterdokskadeniveau is een ruimte voor bijeenkomsten.
Ook van binnen naar buiten gezien is de aanwezigheid van het water overweldigend. En uitkijkend over het Oosterdok wordt juist op deze plek duidelijk dat het niet alleen de levendigheid van water is, dat haar aantrekkelijk maakt als vestigingsfactor.
Historie
In deze historisch gezien betekenisvolle omgeving is het overduidelijk dat water een cruciale rol heeft gespeeld in de geschiedenis van de stad. Goed, een deel van de historische artefacten zijn nep of geforceerd, zoals het ‘VOC-schip’ Amsterdam en, wel echt maar keurig in gelid, een rijtje historische binnenvaartschepen in de ‘museumhaven’. Maar het gebouw van het Scheepvaartmuseum – waar de Amsterdam langszij ligt – is wél het voormalige
’s Lands Zeemagazijn van de Admiraliteit, de voorloper van onze Koninklijke Marine, die nog steeds gevestigd is op het terrein waar de werven van de Admiraliteit lagen. En het monumentale gevelfront van de Prins Hendrikkade is deels het voormalige havenfront van de stad, die, zoals bekend, in de zeventiende eeuw groot, rijk en machtig is geworden dankzij de scheepvaart.
Alom historie dus, van een stad aan het water, die zijn waterfront dichtzette met de bouw van het Centraal Station en zich nu verder ontwikkelt op de Zuidelijke IJ-oever. Deze aanwezigheid van oud én nieuw schept dan ook precies het klimaat waar ARCAM zich thuis voelt: op het snijvlak van oud en nieuw, omdat men zich bezighoudt met de actualiteit van architectuur en stedenbouw in relatie tot het verleden en de toekomst, aldus directeur Maarten Kloos in het blad IJ-peil.
Eén van die nieuwe monumenten is, bovenop de IJ-tunnel, buurman NeMo, van architect Renzo Piano die onder meer het Centre Pompidou in Parijs ontwierp.
Via de Oosterdokskade en de museumhaven kom je op de lange trap die leidt naar het hoogst gelegen openbare plein van Amsterdam. Vanaf die hoogte terugkijkend naar ARCAM, met op de achtergrond de stad, laat het gebouw zich weer een beetje beter kennen: het is helemaal niet zo klein als het zich voordeed!
Referentiepunten NeMo en Scheepvaartmuseum geven het gebouw een bescheiden voorkomen, maar de pandjes aan de Prins Hendrikkade tonen een heel andere dimensie van het architectuurcentrum. Dat plaatst de geconstateerde bescheidenheid in een ander daglicht, en laat maar weer eens zien dat alles relatief is, in het leven.
Meer over Architectuur
Meld je aan voor onze nieuwsbrief
Elke werkdag het laatste nieuws in uw mailbox!
Aanmelden!Alleen de nieuwsbrief, geen spam