Verbouwen

Bouwen met versteende lucht

Behalve hout gebruik je als klusser natuurlijk ook andere materialen, b.v. gipsplaten, kunststof en beton en dan vooral cellenbeton. Dit zijn betonblokken waarmee we scheidingswanden kunnen maken, dragend en niet-dragend. Cellenbetonblokken laten zich gemakkelijk verwerken. Dit komt doordat ze licht van gewicht zijn, en ze zijn gemakkelijk op maat te zagen met een oude houtzaag of een speciale grofgetande handzaag. Ook elektra en andere leidingen kunnen met een sleuventrekker gemakkelijk en snel zonder speciale machines met de hand worden ingefreesd. Maar wat is nu precies cellenbeton en hoe wordt het gemaakt?

Het grote misverstand met cellenbeton is dat de meeste mensen denken dat het gipsblokken zijn, helemaal mis dus. Er zit zelfs geen grammetje gips in. Cellenbetonblokken worden gemaakt van kwartszand, kalk en cement. Het droge zand wordt met kalk, zand en cement gemengd en fijn gemalen. Wat je dan overhoudt is granulaat. Dit wordt vervolgens met water gemengd en een beetje aluminiumpoeder. Dit wordt in een stalen mal gegoten die er slechts ten dele door wordt gevuld. Het aluminiumpoeder zorgt dan voor een chemische reactie waardoor er ontelbare grote en kleine cellen ontstaan, gevuld met waterstofgas. Daardoor wordt de hele mal uiteindelijk gevuld.

Het lichte waterstofgas wordt verdrongen door de zwaardere omgevingslucht. Uiteindelijk worden de blokken op maat gesneden door strakgespannen staaldraden en vervolgens gebakken in grote ovens. Daar ontstaat het feitelijke cellenbeton.

Door de lucht gevulde cellen worden de blokken ook wel 'versteende lucht' genoemd. De cellen zorgen er ook voor dat de blokken licht blijven. Door de stilstaande lucht zijn de blokken qua geluid en temperatuur een goede isolatie, bovendien zelfs brandvertragend. Een muur van 70 mm is 210 minuten brandvertragend.

Cellenbetonblokken metsel je niet, maar je lijmt ze met een speciale lijm. Er komt een laagje van 2 mm lijm tussen de blokken; ze staan dus bijna koud op elkaar. De ondergrond waar je de muur op lijmt en de aansluitingen tussen plafond en bestaande muren en muren onderling verdienen wel wat aandacht. Alle bouwmaterialen werken op hun eigen manier. Met werken bedoelen we het uitzetten en krimpen van materiaal onder invloed van kou, warmte en vocht. Hier moet je dus rekening mee houden. Je moet er dus voor zorgen dat de cellenbetonwand minimaal 10 mm vrij wordt gehouden van wanden en plafond. Maar de wand moet natuurlijk wel stevig worden. De wand wordt daarom vastgezet met speciale veerankers verticaal om de 3 blokken met een minimum van 3 ankers per verdiepinghoogte horizontaal om de 1200 mm dus om de twee blokken. Die kier van 10 mm wordt als de muur af is, opgevuld met een isolatieschuim. Als je een hoek maakt in de wand dan mag je de verbinding vertand maken mits de muur niet langer is dan maximaal 75 cm. Is dit wel het geval dan moet je voor de wand ook minimaal 10 mm vrijhouden en de wanden onderling verbinden met veerankers en isolatieschuim.

Ook bij de aansluiting met de vloer moeten we rekening houden dat de wand vrij moet kunnen werken. We kennen twee soorten vloeren: steenachtige en houten.

Steenachtige (beton, plavuizen, enz.)

Als de vloer vlak is, gebruik je speciale vloerprofielen. Deze lijm je eerst aan de vloer vast. Hier zet je de eerste rij blokken in, die je alleen onderling lijmt. Door de u-vorm van het profiel blijven de blokken op zijn plaats. Als de vloer nou niet vlak is, b.v. een ruwe betonvloer, leg je eerst een strook van metselspecie neer plm. 1,5 cm hoog. Hier leg je dan het profiel weer op dan de eerste laag blokken, (blokken alleen onderling lijmen) en die tik je dan waterpas met een rubberhamer.

Houten vloeren

Bij houten vloeren leggen we eerst een balk over de hele lengte van de wand van minimaal de blokbreedte en 4 cm dik. Hierop plaatsen we de eerste laag blokken. Weer alleen onderling lijmen en om de twee blokken aan de balk vast- maken met kozijnankers. De balk dient later ook voor bevestiging van een plint. Zo maak je weer een u-profiel.