Algemeen

Welvaart hangt steeds meer af van bouwsector

De concurrentiepositie en welvaart van Vlaanderen hangen steeds meer af van de prestaties van de bouw- en vastgoedsector. Alleen al een lichte verbetering van de energieprestaties van woningen kan de invoer van brandstoffen met 8 à 10% verminderen. De bouw van shoppingcentra is cruciaal om te voorkomen dat Vlamingen steeds meer buiten de grenzen winkelen. Een versnelde uitbouw van de ontbrekende schakels in onze infrastructuur is cruciaal voor het behoud van de logistieke toppositie van Vlaanderen. Toch stelt de Vlaamse Confederatie Bouw (VCB) vast dat de bouwconjunctuur dit jaar verzwakt. Bij de voorstelling van haar jaarrapport roept de VCB de overheden op spoed te zetten achter hun plannen met alternatieve financiering, waardoor de bouw- en vastgoedsector ten volle haar stimulerende rol kan spelen. Vooral de geplande PPS-projecten voor infrastructuur zijn uitermate urgent.

De Vlaamse bouwconjunctuur verloopt momenteel terug minder gunstig. Vooral op het vlak van infrastructuurwerken verwachten de bedrijven een terugval. Dit gebeurt vaker in de eerste jaren na de gemeenteraadsverkiezingen. Maar de internationale concurrentie, met name op het vlak van handel en logistiek, is zo intensief dat de overheden juist nu niet mogen aarzelen met hun investeringsplannen.

Nadat de huizenbouw in 2006 er met 8% op achteruitging, stevent zij in 2007 af op een nieuwe achteruitgang met 8%. Intussen blijkt ook de appartementsbouw te aarzelen en over haar hoogtepunt heen te zijn. Enkel de sector van de niet-woongebouwen (de sector van de handels-, industrie- en kantoorgebouwen) gaat er verder op vooruit, met ongeveer 10% in 2007.

Energiebesparende investeringen nemen toe

Nu reeds merken wij dat woningbouwers een E80-peil aanbieden voor nieuwe woningen. Dit is 20 punten beter dan wordt voorgeschreven door de normen op de energieprestaties en het binnenklimaat, de zogenaamde EPB-normen. Daarnaast beschikt Vlaanderen over een uitgebreid bestaand woningpatrimonium. De uitvoering van energiebesparende renovatiewerken in deze woningen zijn voor onze economie van cruciaal belang. Alleen al door het E-peil in de bestaande woningen met 10 punten te laten dalen, kan de import van aardgas met bijna 10% en de import van aardolie met 8% dalen. Dit zal de economische positie van Vlaanderen fors versterken.

Het aantal vergunningsplichtige renovatiewerken blijft de laatste jaren relatief stabiel en is in 2007 zelfs licht is achteruitgegaan. Maar daarnaast bestaat een belangrijke markt van kleinere, niet vergunningsplichtige renovatiewerken. De perspectieven voor deze werken zijn onder invloed van de nieuwe eisen op het vlak van energieprestaties, ventilatie en akoestiek nooit zo gunstig geweest.

De VCB heeft zopas haar leden hieromtrent bevraagd. Uit haar enquête blijkt dat de niet vergunningsplichtige renovatiewerken de dalende trend van de vergunningsplichtige renovatiewerken niet volgen en zelfs eerder toenemen. De betrokken bouwbedrijven klagen wel dat zij een groot deel van deze markt aan zich zien voorbij gaan omwille van de hoge mate aan zwartwerk in de deelsector. Meer dan andere bouwactiviteiten leidt deze deelsector onder de concurrentie van doe-het-zelvers en zwartwerkers.

Voor kleinere energiebesparende renovatiewerken bestaat een belangrijke overheidssteun in de vorm van premies, subsidies en fiscale voordelen. Dergelijke steunmaatregelen zetten gezinnen er toe aan om met reguliere bouwbedrijven te werken. Maar hun effect zou nog groter zijn als de verbouwers ze beter zouden kennen. Bovendien stelt de VCB vast dat de diverse premiestelsels ook omwille van hun complexiteit grotendeels hun effect missen.

Steeds meer shoppen over de grenzen

Steeds meer Vlamingen gaan vlak over de grens winkelen. Op amper vier jaar tijd zijn hun aankopen in het buitenland met 48% toegenomen, toeristische uitstappen buiten beschouwing gelaten. Bestemmingen zijn onder meer Eindhoven, Maastricht, Rijsel, Aken enz. Nu al verdwijnt 500 miljoen euro per jaar van onze koopkracht in de buurregio’s.

De reistijden met de buurregio’s zijn fors ingekort dankzij de verdere uitbouw van het Europese netwerk van supersnelle treinen. Bovendien hanteren onze buurregio’s lagere BTW-tarieven en leggen zij geen ecotaksen op. Een zware bijkomende handicap is de rem die in ons land jarenlang op de bouw van nieuwe shoppingcentra werd gezet. Vlak buiten de landsgrenzen worden volop nieuwe en ruime shoppingcentra opgericht en gepland, zoals in Eindhoven, Maastricht, Rijsel en Aken. Het valt bovendien op dat in het kader van de nieuwe IKEA-wet op de vestiging van winkelcentra in het Waalse Gewest nu heel wat meer nieuwe winkels (91 per jaar) worden goedgekeurd dan in Vlaanderen (amper 55 per jaar). Ook de jaarlijks goedgekeurde oppervlakte (nieuwbouw en vernieuwbouw samen) ligt in Wallonië hoger dan in Vlaanderen.

Volgens de VCB moeten de Vlaamse steden nu zo snel mogelijk aan de uitbouw van aantrekkelijke shoppingcentra werken. Op dit ogenblik bestaat er nog ruimte voor grootschalige shoppingcentra. Maar als Vlaanderen deze vraag tijdens de eerstkomende jaren door de buurregio’s laat invullen, verliezen de Vlaamse steden een belangrijk instrument om zich te vernieuwen. Voor de herwaardering van hun stadskern zullen zij zich dan met andere functies moeten behelpen, zoals kantoren, recreatie en toerisme. Vandaar de noodzaak om de geplande projectideeën zo snel mogelijk ten uitvoer te laten brengen.

Wij stellen vast dat juist commerciële projecten erin slagen de volledige vernieuwing van een buurt op gang te trekken. De nieuwe binnenstedelijke shoppingcentra die momenteel in Antwerpen en Genk en binnenkort ook in Kortrijk worden opgericht, zijn hiervan illustratieve voorbeelden. Shoppingcentra zijn perfect combineerbaar met andere functies, bijvoorbeeld met woongelegenheden op de bovenverdiepingen. De verschillende overheden moeten hiertoe zo vlug mogelijk het licht op groen zetten. Want tussen de planning en de realisatie van complexe multifunctionele stadsvernieuwingsprojecten verlopen doorgaans ettelijke jaren.

Als nieuwe shoppingcentra nauw met de stadskern worden verweven, zullen zij geen negatieve weerslag hebben op bestaande winkelstraten. Dan zullen zij de aanwezige winkels en horeca zelfs versterken en vermijden dat een stad door anderen wordt voorbijgestoken in haar ontwikkeling. Stadsontwikkelingsprojecten, verweven met handelscentra, vormen een essentiële ondersteuning voor de concurrentiekracht van steden en bij uitbreiding van de ganse stedelijke metropool die Vlaanderen uiteindelijk vormt.

Weg uit neerwaarste spiraal

Multifunctionele stadsvernieuwingsprojecten zijn ook het middel bij uitstek om de negatieve spiraal te doorbreken die erin bestaat dat beter bemiddelde gezinnen met kinderen de stad verlaten, enkel gezinnen met lagere inkomens in de stadskern overblijven en deze almaar hogere belastingen moeten betalen, terwijl de almaar rijkere bevolking in de stadsrand steeds minder wordt belast. Multifunctionele stadsontwikkelingsprojecten bezorgen de besturen van grotere centrumsteden alternatieve inkomstenbronnen dankzij de bijkomende werkgelegenheid en consumptie die daardoor mogelijk worden. Op die manier kunnen zij er eindelijk toe komen de gemeentelijke fiscale druk te verlagen.

Van 2004 tot nu zijn in ongeveer 30 Vlaamse steden grootschalige stadsvernieuwingsprojecten van start gegaan. De projecten zijn over gans Vlaanderen verspreid, zowel in grotere als in kleinere steden. Het gaat om een totale investering van 2,53 miljard euro. De Vlaamse overheid zorgde daarbij voor een financiële hefboom van 110 miljoen euro. De lokale overheden voegden daar 660 miljoen euro aan toe. Maar het zijn vooral de 1,76 miljard euro investeringen vanuit de private sector die het financiële plaatje compleet maakten. Al deze stadsontwikkelingsprojecten worden dus grotendeels gefinancierd met private middelen. De overheid is niet langer opdrachtgever maar regisseur. De bouw is niet langer een sector die louter uitvoert wat anderen voorschrijven. Meer en meer is het de bouw- en vastgoedsector die andere activiteiten op gang trekt.

Logistieke toppositie in gevaar

Binnen de sector van de niet-woongebouwen speelt Vlaanderen een dominante rol. Vlaanderen staat in voor ongeveer 75% van het totaal volume aan niet-woongebouwen in België, tegenover 22% voor Wallonië en amper 3% voor het Brusselse gewest. Het overwicht van Vlaanderen is nog sterker in de subsector van de industriële en logistieke gebouwen. Van deze gebouwen komt momenteel maar liefst 90% in het Vlaamse gewest tot stand. Dat binnen deze sector de vraag in toenemende mate verschuift van productie-eenheden naar logistieke gebouwen is voor de Vlaamse bouw dan ook van cruciaal belang.

Een andere opvallende vaststelling is dat van de 33 miljoen m³ niet-woongebouwen die in 2006 in Vlaanderen werden vergund, ongeveer 12 miljoen m³ of 35% in het buitengebied werd vergund. Vooral de gemeenten in het Economisch Netwerk Albertkanaaal zijn grote afnemers. Ook deze tendens heeft te maken met de verschuiving van de bedrijfsinvesteringen naar logistieke activiteiten, waarbij vooral gekozen wordt voor locaties langs de verkeersassen en buiten de stedelijke agglomeraties.

Het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (RSV) dat nog geldt tot 2007, stelt dat bijkomende industrieterreinen in principe vlak bij de stedelijke gebieden moesten komen. Het maakte hierop slechts één uitzondering: de zone langs het Albertkanaal. Bij de herziening van het RSV moet de overheid de koppeling tussen stadsgebieden en bedrijfsterreinen loslaten. Het geactualiseerde RSV moet ook langs andere belangrijke verkeersassen in het buitengebied meer ruimte voor logistieke activiteiten vrijmaken. Minister van ruimtelijke ordening Dirk Van Mechelen denkt er trouwens zelf aan om na de afbakening van de stedelijke gebieden bijkomende bedrijventerreinen af te bakenen langs de E17 en de E19.

België dankt zijn logistieke toppositie aan zijn centrale ligging en de aanwezigheid van zee- en luchthavens van wereldformaat. Ons land bezit binnen de totale Europese logistieke markt nog steeds een marktaandeel van 6%. Voorlopig kunnen wij onze concurrentiepositie tegenover Centraal-Europa handhaven door de veel hogere koopkracht in ons land en in de omliggende landen en door onze multimodale transportnetwerken. Maar naar de toekomst toe dreigen deze twee troeven weg te vallen. Want Centraal-Europa kent een versnelde toename van de koopkracht en voert op het vlak van infrastructuurwerken een inhaaloperatie uit.

Uiteindelijk zal het van onze infrastructuur afhangen of Vlaanderen een logistieke toppositie zal kunnen blijven bekleden. Momenteel is slechts een beperkt aantal missing links voor weg-, water- en spoorvervoer reeds in uitvoering, onder meer het autowegenkruispunt te Lummen en de tweede brug te Temse. Heel wat spoorwerken komen bijvoorbeeld pas tegen 10 jaar klaar als zij via reguliere de begrotingsmiddelen worden gefinancierd.

Het is dus belangrijk via alternatieve financiering de realisatie van missing links te versnellen. De op stapel staande structuren voor publiek-private samenwerking moeten zo snel mogelijk op kruissnelheid komen. Het gaat onder meer over de noord-zuidverbindingen in Limburg en de Kempen, de afwerking van de ringwegen rond Antwerpen en Gent, spoor- en wegontsluitingen voor de havens van Antwerpen en Zeebrugge en voor de belangrijke vrachtluchthaven van Zaventem. In heel wat gevallen gaat het om verbindingen die voor de logistieke positie van Vlaanderen cruciaal zijn.

Investeringen in infrastructuurwerken worden dus steeds meer afhankelijk van private financiële inbreng. Uit het toenemende beroep op alternatieve financiering bij infrastructuurwerken blijkt nogmaals het groeiende belang van de bouw- en vastgoedsector voor de concurrentiekracht van Vlaanderen binnen Europa. De bouw- en vastgoedsector is niet langer een sector die uitvoert wat elders wordt beslist. Steeds meer vervult zij een trekkersrol en is zij mede bepalend voor de totale welvaart in Vlaanderen.
Build for Life