Algemeen

Vacuümtechniek kan Gellingenramp helpen voorkomen

Precies 11 maanden geleden (op 30 juli 2005) werd Gellingen geteisterd door een verschrikkelijke gasramp. Met deze gasramp in het achterhoofd is de bouwsector zelf op zoek gegaan naar alternatieve graaftechnieken. Zo worden wagens met ‘superzuigers’ ingeschakeld die op een risicoloze manier grond rondom ondergrondse leidingen kunnen opzuigen. Maar deze techniek kan enkel voor de meest gevaarlijke en risicovolle uitgravingen worden aangewend. Daarom blijft de Vlaamse Confederatie Bouw (VCB) er tegelijk op aandringen dat de overheid samen met de nutsmaatschappijen de leidingen preciezer in kaart brengt. Enkel op die manier kan een tweede Gellingen worden voorkomen.

Gisteren werden bij werkzaamheden opnieuw twee gasleidingen geraakt: bij het station van Lier en op een industrieterrein te Schelle. Ongevallencijfers voor de eerste vijf maanden van dit jaar tonen aan dat het aantal schadegevallen aan ondergrondse leidingen op jaarbasis nog altijd oploopt tot bijna 24.000. Dit is amper 5% minder dan tijdens de voorbije twee jaren. Bovendien ziet het ernaar uit dat het aantal schadegevallen aan gasleidingen in 2004 nog minder zal dalen dan het gemiddelde. Dit blijkt uit de tabel in bijlage.

Aannemers doen nochtans hun uiterste best om werken in de nabijheid van leidingen zo voorzichtig mogelijk aan te pakken. De recentste innovatie betreft de aanwending van vacuümtechniek. Met deze techniek moet grond niet langer rond de leidingen worden uitgegraven. De grond kan integendeel worden opgezogen. Op die manier kan de aannemer schade door graven en boren voorkomen.

Deze techniek die al ruim wordt toegepast in Duitsland, Oostenrijk en Zwitserland, is wel niet goedkoop. De aanschaf van de zuiginstallatie vergt een investering van € 250.000 à 300.000. De ‘superzuiger’ kan tot 15 m³ grond per uur wegzuigen. Dit is enorm. Maar graafwerken met een traditionele graafmachine verlopen uiteindelijk veel sneller: een graafmachine kan per uur 300 m³ verwijderen. De inschakeling van wagens met zuigers zal steeds beperkt blijven tot de meest gevaarlijke en risicovolle uitgravingen.

De vacuümtechniek kan dus in bepaalde gevallen soelaas bieden maar ontslaat de overheid en de nutsmaatschappijen niet van hun verplichting om over de ligging van de ondergrondse leidingen precieze informatie te verschaffen. Op dit vlak werden sedert de gasramp van Gellingen al een aantal initiatieven genomen. Maar zij hebben nog niet tot praktische toepassingen geleid. Vandaar dat het aantal schadegevallen aan leidingen dit jaar op een hoog niveau is gebleven.

Zo heeft de administratie Wegen en Verkeer een praktische leidraad uitgewerkt om schade bij de uitvoering van werken aan ondergrondse installaties te voorkomen. Deze leidraad kan echter pas in de praktijk worden toegepast zodra zij in een dienstorder is verwerkt. En dit is nog niet gebeurd. Er zijn zowel op Vlaams als op federaal niveau plannen om tot een site te komen waar aannemers liggingsplannen van nutsbedrijven kunnen aanvragen. Deze sites zullen waarschijnlijk pas tegen 2006 operationeel zijn.

Maar websites kunnen uiteindelijk alleen bieden wat de nutsmaatschappijen inbrengen. Een belangrijk probleem is dat de informatieverplichtingen voor de nutsmaatschappijen minimaal zijn. Zo legt de wetgever voor de aanleg van leidingen voor het telefoon- en distributienet geen enkele verplichting op: noch op het vlak van minimale ingravingsdiepte, noch op het vlak van bescherming of markering en al evenmin wat betreft de aanduiding van de leidingen op de plannen. De aansprakelijkheid bij schade aan leidingen wordt nog grotendeels geregeld door de code Napoleon. De nutsmaatschappijen komen daardoor veel te gemakkelijk weg.

Als zij al informatie vrijgeven, dragen zij hiervoor geen enkele verantwoordelijkheid. Afwijkingen van één meter tussen de plannen en de reële ligging van de leidingen zijn geen uitzondering. Een gasleiding die op meer dan 80 cm diepte was aangeduid, blijkt in werkelijkheid op minder dan 20 cm te liggen. Leidingen vormen soms lussen die geenszins op de plannen staan aangegeven. De aannemer is daardoor altijd de klos, hoezeer hij op voorhand informatie heeft ingewonnen en sonderingen heeft uitgevoerd.

De VCB dringt er bij overheid en nutsmaatschappijen op aan om de reeds gestarte initiatieven om risico’s bij werken aan ondergrondse leidingen te versnellen. Op lange termijn moet de wetgever nutsmaatschappijen voor hun verantwoordelijkheid plaatsen. Zij moeten worden verplicht hun leidingen beter te markeren en preciezer op hun plannen aan te duiden.

Marc Dillen, Directeur-generaal van de Vlaamse Confederatie Bouw
Build for Life