Algemeen

Strakke contouren stuurden bouwers Prins Clausbrug

Slim de contouren aangeven waarbinnen de aannemer zijn constructie moet realiseren. Dat was volgens architect Ben van Berkel [foto] de sleutel tot de succesvolle bouw van de Prins Clausbrug. Binnen de contouren hadden aannemers CFE en Victor Buyck alle ruimte om een maakbare constructie uit te dokteren.

De vorm van de pyloon, het patroon van de tuien en de opening in het brugdek zijn volgens Ben van Berkel bepalende elementen voor het ontwerp van de brug over het Amsterdam-Rijnkanaal die prinses Máxima gisteren opende.

Het aantal tuien is minder van belang, evenmin als de manier waarop het brugdek zijn stijfheid verkrijgt. Zolang alles maar binnen de van tevoren gedefinieerde contouren past. En dat was volgens de architect het slimme van het design-and-constructcontract zoals het door de ontwerpcombinatie onder leiding van DHV was vormgegeven. De aannemers konden echt niet buiten die contouren treden zonder goedkeuring van de ontwerpers. Hoewel er verbazingwekkend weinig detailtekeningen door de architecten zijn opgesteld, voldoet de brug volgens Van Berkel heel goed aan de ontwerpuitgangspunten. Die aanpak heeft hem gedwongen zich te concentreren op de bouwdelen die het karakter van een ontwerp bepalen en niet alles tot in de puntjes te willen controleren.
Zo’n bepalend bouwdeel is bij de Prins Clausbrug wat Van Berkel betreft ook de knoop onder het brugdek aan de Papendorpse kant. De pyloon die boven rond en beneden rechthoekig is, splitst zich daar in twee benen die uit elkaar buigen om elkaar achter de pyloon weer te ontmoeten. Ze vormen tegelijkertijd de laatste twee oplegpunten voordat het brugdek het kanaal overspant.

Zweven
Staand bij die knoop legt projectleider B. Kassies van ingenieursbureau DHV uit hoe het krachtsverloop ter plaatse is. Want Van Berkel wilde de pyloon niet te plomp op zijn fundering plaatsen, hij moest ook nog eens een beetje zweven. Met T-verstijvingen in het binnenste van de stalen koker worden de krachten naar een dikke stalen plaat geleid, die met voorspanankers op de betonnen sokkel is bevestigd.
Theoretisch had volgens Kassies het brugdek ook wel in beton kunnen worden uitgevoerd, hoewel het lastig zou zijn geweest om de pyloon zo slank te houden. Dan had er een zwaarder brugdek aan moeten hangen en de slanke doorsnede halverwege de hoogte was al kritisch bij de berekeningen. Van Berkel is blij dat het staal is geworden.
Volgens de architect is de ongekunstelde vanzelfsprekende vorm van de brug de grootste kwaliteit van het werk. De tuien vloeien heel natuurlijk vanaf de pyloon naar het brugdek; het krachtenspel is helder. De vraag of dat een essentieel verschil is met de Rotterdamse Erasmusbrug, waarvan de geknikte pyloon veel constructeurs de wenkbrauwen deed fronsen, kaatst hij terug. De knik is in feite de spanningsboog die je nodig hebt wanneer je niet alle tuien in één punt aan de top van de pyloon laat samenkomen.
Om nog een verschil met zijn veel besproken meesterwerk in Rotterdam te noemen: de mantel om de tuien is voorzien van een spiraalvorm. Het regenwater loopt er daardoor gecontroleerd af, waardoor er geen ongewenste trillingen kunnen ontstaan als het waait. Maar mocht het nodig zijn, dan kunnen er dempers worden geplaatst, weet Kassies. Daar is rekening mee gehouden bij het ontwerp. Niemand denkt dat ze nodig zijn, maar het gedrag van een tuibrug laat zich nu eenmaal nooit precies voorspellen.
Build for Life