Duurzaam Bouwen

Milieuvoorwaarden voor sector van windturbines

Op voorstel van Vlaams minister van Leefmilieu, Natuur en Cultuur Joke Schauvliege stelde de Vlaamse Regering de sectorale milieuvoorwaarden in het VLAREM vast voor windturbines en aardgastankstations. Deze nieuwe regeling wordt nu voor advies voorgelegd aan de Milieu- en Natuurraad (Minaraad), aan de Sociaal-Economische Raad Vlaanderen (SERV) en aan de Raad van State.

Met de sectorale voorwaarden voor windturbines en aardgastankstations in het Vlaams reglement betreffende de milieuvergunning (VLAREM) komt er een einde aan het gebrek aan afdwingbare milieuvoorwaarden in de Vlaamse regelgeving voor beide sectoren. Voor de windturbines bestaat sinds 2006 wel al een omzendbrief die enkel een afwegingskader en richtlijnen inhoudt voor overheden bij het verlenen van vergunningen. De invulling nu komt tegemoet aan de vraag van zowel overheden, exploitanten als omwonenden naar een duidelijk afdwingbaar rechtskader.

De sectorale milieuvoorwaarden beogen mogelijke milieuhinder (slagschaduw, geluid en veiligheid) van windmolenprojecten tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Aan de omschrijving van deze voorwaarden is uitgebreid onderzoek en overleg met producenten, exploitanten, actiegroepen, omwonenden, administraties en milieudeskundigen voorafgegaan. Ook is maximaal rekening gehouden met de bestaande nationale en internationale studies (o.m. WHO) over de mogelijke milieu-impact van windturbines.
De nieuwe milieuvoorwaarden voor windturbines zijn voldoende streng om mogelijke onaanvaardbare milieuhinder voor omwonenden of het natuurlijk milieu te vermijden en tegelijk voldoende soepel om windturbineprojecten mogelijk te maken in het Vlaams gewest. De normering wordt ten opzichte van het huidige beleid voor windturbines verstrengd, waarbij de norm voor slagschaduw verlaagd wordt van maximaal 30 uur per jaar naar maximaal 8 uur per jaar en maximaal 30 minuten per dag.

Daarnaast wordt de afstandsregel vervangen door geluidsnormering, waarbij woongebieden een hogere bescherming verkrijgen (zie bijlage). In industrie – en havengebieden daarentegen ligt de geluidsnorm hoger. Voor het bepalen van het geluidsniveau van een windmolen en de daaruit eventueel voortvloeiende hinder voor de omgeving moet conform de nieuwe sectorale voorwaarden rekening gehouden worden met het omgevingsgeluid. Bij hoger achtergrondgeluid geldt er voor de exploitaties van een windturbine een hogere norm. Zo zullen voor windturbines in de buurt van drukke autosnelwegen hogere normen gehanteerd worden dan in meer rustige omgevingen.

Tenslotte wordt voor het veiligheidsaspect opgelegd dat windturbines moeten geconstrueerd worden conform de norm IEC-61400 of gelijkwaardig, uitgerust zijn met een ijsdetectiesysteem en een remsysteem ingeval van problemen. De voorwaarden moeten garanderen dat de omgeving van een windturbine voldoende beschermd wordt tegen schade.

Voor bestaande windturbines voorziet de nieuwe regelgeving een overgangstermijn tot 2015. Oudere types die technisch niet kunnen voldoen aan de nieuwe sectorale voorwaarden, kunnen maximum tot 2020 worden geëxploiteerd. Uiteraard moet een exploitant van dergelijke bestaande windturbines nog altijd de milieuvoorwaarden naleven die in zijn milieuvergunning staan.

Ook voor de aardgastankstations worden sectorale milieuvoorwaarden in het VLAREM opgenomen. Daarmee ondersteunt de Vlaamse Regering deze milieuvriendelijke brandstof. Ook de afbakening van deze voorwaarden ging gepaard met ruim onderzoek en overleg met de sector, administraties en veiligheidsdeskundigen over de mogelijke risico’s, voornamelijk ontploffingsgevaar. Hierbij is rekening gehouden met de al bestaande normering in andere Europese lidstaten zoals Nederland, Duitsland en Italië.

Vlaams minister Schauvliege: “De vaststelling van afdwingbare sectorale voorwaarden voor windmolens en aardgastankstations in de Vlaamse milieuregelgeving maakt dat het juridisch kader nu éénduidig is. Met deze beslissing krijgen twee ‘groene’ economische sectoren de kans zich volop te ontplooien in Vlaanderen zonder hun impact voor mens en milieu te verzwaren.”