Algemeen

IBO moet schoolverlaters extra kansen geven

De bouwsector herstelt zich. Dit jaar zullen de Vlaamse bouwbedrijven waarschijnlijk terug de kaap van 100.000 arbeiders kunnen overschrijden. Voor hun vacatures krijgen zij steeds meer goedkope vreemde arbeidskrachten aangeboden. Opdat Vlaamse werkzoekende schoolverlaters nog aan werk zouden geraken, is een lastenverlaging essentieel. Een IBO (individuele beroepsopleiding in de onderneming) gaat gepaard met sterk verlaagde lasten. De Vlaamse Confederatie Bouw (VCB) vindt dat het instrument volop voor de inschakeling van werkzoekende schoolverlaters moet worden gebruikt. Zij kant zich tegen vakbondsvoorstellen om de IBO aan strengere voorwaarden te onderwerpen.

Een IBO koppelt belangrijke lastenverlagingen aan de mogelijkheid om de werkzoekende op te leiden in het bedrijf zelf. De formule blijft als instrument concurrentieel tegenover de inschakeling van arbeidskrachten uit Centraal- en Oost-Europa. Ondanks de toevloed van deze buitenlandse arbeidskrachten kent de IBO in de bouwsector een stijgend succes. In 2004 hebben Vlaamse bouwbedrijven ongeveer 2.400 werkzoekenden in het kader van een IBO opgeleid. Dit is 30% meer dan het jaar voordien en meer dan welke andere sector.

Voor de bouwbedrijven is de IBO veruit het belangrijkste instroomkanaal geworden. Zo is het jaarlijks aantal IBO’ers in de bouwsector momenteel omvangrijker dan de circa 2.100 werkzoekenden die nu per jaar bij de VDAB een basisopleiding voor een bouwberoep beëindigen, groter ook dan de 1.700 jongeren die elk jaar afstuderen uit het beroepssecundair bouwonderwijs, en stukken belangrijker dan de 400 alternerende opleidingen die per jaar in de Vlaamse bouwfirma’s van start gaan.

De IBO heeft zich in de bouwsector bewezen. Vandaar het voorstel van de VCB om het aantal IBO’s voor de bouwsector in 2005 tot 3.400 te verhogen. Dit is 1.000 meer dan het jaar voordien. De IBO is de enige mogelijkheid om werkzoekenden uit Vlaanderen op een concurrentiële manier in de Vlaamse bouwbedrijven te laten instromen, als alternatief voor de inschakeling van buitenlandse arbeidskrachten. Met in totaal 3.400 IBO’s zal de IBO-formule een kwart van de 13.500 arbeidskrachten opleveren die de Vlaamse bouwsector jaarlijks nodig heeft. Nodeloze beperkingen op het gebruik van IBO’s dreigen daarentegen het aanbod van buitenlandse arbeidskrachten te versterken, waardoor werkzoekenden uit Vlaanderen niet meer aan de bak dreigen te komen.

In tegenstelling tot wat vakbonden hebben laten uitschijnen, zijn de bouwbedrijven wel degelijk geïnteresseerd in de inschakeling van werkzoekenden. In haar recente berichtgeving hierover heeft de VCB enkel willen benadrukken dat de meeste werkzoekenden niet onmiddellijk kunnen worden ingeschakeld omdat zij ervaring of vaardigheden missen om van bij de start volop op de bouwplaats te renderen. Vandaar het belang van een lastenverlaging. Precies de IBO biedt zo’n verlaging. Voor IBO’ers betaalt de werkgever enkel een productiviteitspremie, dus geen loon, noch RSZ.

Jongerenformule bij uitstek

De formule is vooral geschikt voor jongeren. Meer dan 50% van de IBO’s in de bouwsector betreffen jongeren van minder dan 25 jaar. Meer dan in andere sectoren is in de bouwsector praktijkervaring op de werkplaats een pluspunt om te worden aangeworven. Een IBO biedt werkzoekenden juist de kans om de gevraagde bouwplaatservaring op te doen. Vooral schoolverlaters uit minder toekomstgerichte studierichtingen kunnen via een IBO toch aan bod komen in de bouwsector. Vooralsnog moet dit gebeuren door zich eerst in te schrijven bij de VDAB. Maar volgens de VCB moeten op langere termijn ook de uitzendkantoren het gebruik van IBO mede kunnen stimuleren, zoals de beroepsorganisatie Federgon onlangs vroeg.

In 2004 werden in Vlaanderen in vergelijking met 2003 voor 11% meer vergunningen afgeleverd voor nieuwe eengezinswoningen, voor 22% meer vergunningen toegekend voor appartementen en voor 26% meer niet-woongebouwen (kantoor-, industrie- en handelsgebouwen) vergund. Dit laat het beste verlopen voor de bouwactiviteit in 2005. Tal van andere sectoren worden daarentegen geconfronteerd met inkrimpingen.

Omdat het secundair bouwonderwijs erop achteruitgaat, is de Vlaamse bouwsector steeds meer afhankelijk van de omscholing van werkzoekenden. Gezien de verbeterde bouwconjunctuur en de weer toenemende vraag naar bouwarbeidskrachten komt het erop aan de omscholingen zo efficiënt mogelijk aan te pakken. Het is niet nodig dat de VDAB hiervoor overal extra opleidingscentra gaat oprichten. Het zal vaak efficiënter zijn de omscholingen te laten verlopen via IBO’s.

Na een IBO geldt een tewerkstellingsverplichting voor minstens de duur van de IBO. Indien een IBO zes maanden duurt, geldt een tewerkstellingsverplichting van minimaal zes maanden. Maar de meeste IBO’s duren minder dan zes maanden. Toch stelt de VDAB zes maanden na het beëindigen van de IBO’s een tewerkstellingspercentage van 91% vast. Dit betekent dat het overgrote deel van de IBO’s tot een duurzame tewerkstelling leidt, die de opgelegde minimale tewerkstellingsverplichting overschrijdt.

Het is belangrijk dat Vlaamse werkzoekende schoolverlaters maximaal kansen te krijgen om dankzij de betere bouwconjunctuur in de bouwbedrijven werk te vinden. De Vlaamse overheid moet er dan ook op toezien dat de IBO maximale slaagkansen krijgt als inschakelingsinstrument.

Marc Dillen, Directeur-generaal van de Vlaamse Confederatie Bouw
Build for Life