Algemeen

Hoogbouw duldt geen getalm met grote ingrepen

Het is niet verstandig te wachten met het slopen of verbeteren van hoge flatgebouwen. Dat staat in het boek ‘High-rise housing in Europe. Current trends and future prospects’, verschenen bij Delft University Press.

De auteurs van ‘High-rise housing in Europe. Current trends and future prospects’ zijn niet voor of tegen hoogbouw, maar waarschuwen wel dat in veel gevallen grote ingrepen nodig zijn om een neergaande spiraal te voorkomen.

Dat geldt in het bijzonder voor de hoogbouw van dertig tot vijftig jaar geleden. Zelfs voor sloop moet men niet terugdeinzen. De voorkeur hebben echter renovatie, wijzigingen in het beheer, aanpassing van de sociale omstandigheden van de bewoners of een totale aanpak van de omgeving waar de hoogbouw deel van uitmaakt.
F. Wassenberg van Onderzoeksinstituut OTB in Delft, R. van Kempen van de faculteit GeoSciences van Utrecht en R. Turkington van het Centre for Comparative Housing Research van de De Montfort University in Leicester, komen niet zomaar tot die conclusie. Zij baseren zich op een zeer uitgebreid onderzoek naar de toestand van 25 miljoen flats in vijftien Europese landen.

Corbusier
Behalve de auteurs hebben achttien Europese deskundigen aan het onderzoek meegewerkt.
In het boek wordt hoogbouw gedefinieerd als woningbouw van vijf, zes of meer verdiepingen, waarvan de bovenste verdiepingen niet zonder lift te bereiken zijn. Het is een vorm van woningbouw die architecten zoals Le Corbusier in de jaren twintig van de vorige eeuw introduceerden als oplossing voor het woningbouwvraagstuk. Men verwachtte van hoogbouw een bijdrage aan een eerlijker en rechtvaardiger samenleving. Pas in de jaren zestig werd het concept omarmd en daadwerkelijk op grote schaal uitgevoerd. Toen werd hoogbouw technisch haalbaar door de toepassing van geprefabriceerd beton.
Door een aantal calamiteiten (onder andere de instorting na een gasexplosie van het flatgebouw Ronan Point in Groot-Brittannië in 1967) kreeg hoogbouw een negatief imago en is de productie omlaag gegaan.
In het voormalig communistische deel van Europa bleef hoogbouw echter populair tot de val van de Berlijnse muur. De laatste decennia is hoogbouw weer enigszins in opmars, maar dan vooral voor kinderloze echtparen die een luxe appartement op hoogte willen, met een schitterend uitzicht.

Oudere hoogbouw
Het boek focust op de oudere hoogbouw uit de jaren zestig, met een stigma en problemen wat betreft locatie, gebruik en beheer. De auteurs benadrukken dat er ook hoogbouw is die uitstekend functioneert en een goede positie heeft op de woningmarkt, dus het concept kan wel succes hebben. Het is dan ook niet bij voorbaat nodig oudere hoogbouw te slopen. Uit voorbeelden blijkt dat eraan kan worden gewerkt om een negatieve spiraal te stoppen. Het boek noemt onder andere de Voorhof in Delft en de Bijlmermeer in Amsterdam. De lage flatgebouwen in de Voorhof worden gesloopt, de hoogbouw wordt gerenoveerd en aangepast. In de Bijlmermeer wordt de helft van de hoogbouw gesloopt, de andere helft gerenoveerd.
Het zijn slechts twee van de talloze voorbeelden uit het boek. Ze dragen bij aan het inzicht in de problematiek, maar geven niet het definitieve antwoord op de vraag waar het heen moet met de hoogbouw van Europa. Dat blijft afhankelijk van lokale en regionale omstandigheden.

‘High-rise housing in Europe. Current trends and future prospects’ ( ISBN 90-407-2483-0) is een uitgave van het Onderzoeksinstituut OTB Delft University Press. Prijs 49,95 euro.
Build for Life