Architectuur

Blob wakkert debat constructeur en architect aan

Is de onregelmatige blob-vorm van de architect allesbepalend, of mag die worden aangepast om een simpeler constructie mogelijk te maken?

De aloude discussie tussen constructeur en architect is nieuw leven ingeblazen nu de laatsten steeds vaker hun blob-ontwerpen met een eindige-elementenrekenprogramma te lijf gaan.

De discussie laaide op aan het eind van een studiedag over blobs aan de TU Delft. Voor de lunch kwamen vooral bouwkundigen aan het woord die met fantastische ict-kunstgrepen rechtstreeks de snijapparatuur van staalbouwers aansturen of eigenhandig de constructie doorrekenen. Het middagdeel was voorbehouden aan constructeurs die met name dat laatste met argwaan gadeslaan.
“Heel indrukwekkend hoor”, waarschuwde W. Spangenberg van constructieadviesbureau ABT. “Maar bij het maken van een solide constructief ontwerp komt toch wel wat meer kijken dan het aanpassen van het gedigitaliseerde ontwerp zodat het eindige-elementenprogramma Diana ermee uit de voeten kan.”
“Veel van de bruikbare mechanica is heel oud,” erkende Spangenberg, “maar als je kijkt hoe die in blobs wordt toegepast, dan gebeurt dat vaak op een heel banale manier. Er wordt vaak veel te veel materiaal gebruikt om maar koste wat het kost die onregelmatige niet-geometrische vorm te realiseren. Terwijl, door de vorm iets aan te passen, vaak een heel elegante constructie mogelijk is.”
Spangenberg haalt een project aan in Moskou van Erick van Egeraat waar een Russische ingenieur een grillige glaskap iets had aangepast zodat hij er gemakkelijker mee kon rekenen. De architect, altijd op zoek naar unieke vormen, was daardoor in verwarring geraakt en moest nadenken over het voorstel. “Misschien moet je niet altijd tot het uiterste willen gaan”, hield Spangenberg de aanwezige architecten voor. “Vaak kan eenzelfde effect worden bereikt met net iets minder extreme vormen.”

Interactie
Directeur Joop Paul van Arup Nederland had daar in zijn lezing een fraai voorbeeld van uit de praktijk van het eigen bureau.
Het wereldberoemde operagebouw van Sydney is immers een soort blob avant-la-lettre. Architect Utzon tekende destijds een reeks grillige zeilvormen die hij heel ingenieus aan elkaar koppelde en liet doorsnijden. Constructeur Peter Rice van Arup herleidde die vormen allemaal tot kleine segmenten van dezelfde bolvorm. Dat leverde niet letterlijk de vorm van de architect op, maar kwam daar wel heel dicht bij in de buurt. Het vereenvoudigde bovendien het constructieve rekenwerk en vergemakkelijkte de uitvoering aanzienlijk. Zeven mallen volstonden om de complexe dakschalen te bouwen.
“Goede ontwerpen komen nu eenmaal in een interactie tot stand en niet door eenrichtingsverkeer van architect naar constructeur”, aldus Paul. “Soms moet een ontwerp wel tien keer tussen constructeur en architect heen en weer pingpongen voordat het goed is. Dat geldt zeker voor blobs.”
Die tijd was constructeur M. Hermens van D3BN destijds niet vergund toen hij zich boog over het constructief ontwerp voor het Floriade Paviljoen van architect Kas Oosterhuis. Hij had maar een paar weken tijd en moest heel snel knopen doorhakken zodat de productie niet in gevaar kwam. Zijn keuze voor een web van vlakke plaatliggers die uit één plaat konden worden gesneden, leidde tegen de zin van de architect in toch tot een paar kolommen. Nu het paviljoen een definitieve bestemming krijgt en alsnog wordt voorzien van een waterdichte huid, wordt een poging ondernomen de constructie zo aan te passen dat die zonder kolommen stabiel is.