Algemeen

Aannemers kunnen Vlaamse sport redden

Uiteenlopende politieke partijen hebben onlangs voorstellen gelanceerd om de Vlaamse sport uit het slop te halen. De bouw van nieuwe sportinfrastructuur was daarbij één van de prioritaire aandachtspunten. Omdat de budgettaire mogelijkheden van Vlaamse overheid, gemeenten, universiteiten en hogescholen beperkt zijn, werd daarbij gedacht aan samenwerking met de private sector. Maar in plaats van het publiek-privaat beleggingsfonds dat gemeenschapssenator Jean-Marie Dedecker heeft voorgesteld, pleit de Vlaamse Confederatie Bouw (VCB) voor maatwerk. Enkele inmiddels gerealiseerde PPS-projecten in de sport bewijzen het succes van deze aanpak.

De sportsector speelt een pioniersrol op het vlak van publiek-private samenwerking (PPS). Vijf PPS-projecten zijn reeds volledig afgewerkt voor een totaal investeringsbedrag van ongeveer € 50 miljoen. Het gaat om het nieuw intergemeentelijk zwembad Dommelslag voor de gemeenten Over- en Neerpelt, Sportplaza voor de stad Leuven, Sportopolis Diepenbeek in samenwerking met de Katholieke Hogeschool Limburg, Sportopolis Jette in samenwerking met VUB en Hogeschool Erasmus, en Sportijn Fitness in het kader van het stationsproject te Sint-Niklaas. Vier bijkomende PPS-projecten zijn momenteel in aanbouw en vier PPS-projecten in voorbereiding (zie bijlage).

Al deze PPS-projecten zijn voorbeelden van maatwerk. Het beleggingsfonds dat gemeenschapssenator Dedecker heeft voorgesteld, is daarentegen een algemene maatregel en zal daardoor te weinig maatgericht werken. De VCB vindt dat het beleggingsfonds de lokale publiek-private samenwerkingsmogelijkheden niet zal doen toenemen. Uiteindelijk zal de overheid in dit beleggingsfonds evenveel geld moeten inbrengen als zij nu subsidies voor sportinfrastructuur toekent. Terwijl het precies de bedoeling is van PPS extra investeringsmogelijkheden te genereren.

Polyvalentie rendeert

Een voetbalstadion bijvoorbeeld kan op zich financieel onmogelijk overleven. Om voor de bouw van een topstadion private cofinanciering te vinden moet het met andere functies worden gecombineerd. Mogelijkheden zijn legio. Het stadion kan zo worden ingericht dat het tegelijk dienst kan doen als arena voor mega-optredens van belangrijke popsterren. De business-seats en bijbehorende ontmoetingsruimten kunnen buiten de voetbaldagen worden gebruikt voor congressen. Het stadion kan worden aangevuld met andere sportinfrastructuur, bijvoorbeeld voor fitness en squash.

De bouw van het stadion zal nog meer op private inbreng kunnen rekenen indien op hetzelfde terrein ook ruimte kan worden vrijgemaakt voor (groot)handelszaken, een hotel, een (mega)dancing enz. Deze combinatie van functies heeft dan weer tot gevolg dat het (al dan niet ondergrondse) parkeerterrein vlakbij het stadion niet enkel bij voetbalwedstrijden maar continu kan worden benut, wat de exploitatie ervan rendabeler maakt.

Hoe meer functies in en rond een sportinfrastructuur kunnen worden gecombineerd, hoe meer het investeringsrisico voor de private partner zal dalen en hoe minder de overheid financieel moet tussenkomen. Bovendien bieden combinaties van functies ook voordelen voor de gebruikers: wie naar voetbal komt kijken, kan bijvoorbeeld ook een korting krijgen voor de fitnessruimte in het stadion.

Welke combinaties al dan niet mogelijk zijn, moet blijken uit de lokale situatie. Het bijbehorend parkeerterrein zal bijvoorbeeld rendabeler zijn indien het vlak bij een dichtbevolkt en druk bezocht stadsdeel is gelegen. Een optimaal gebruik van het stadion als evenementenhal is afhankelijk van de vlotte bereikbaarheid. PPS is steeds maatwerk. Telkens moet uit een lokale marktstudie blijken via welke combinaties maximale private inbreng mogelijk is.

Koudwatervrees overwinnen

Een heikel punt is nog het eigenaarschap. Sommige besturen koesteren koudwatervrees tegenover PPS omdat zij de gebouwde infrastructuur dan niet meer in eigendom hebben. Bij de bouw van nieuwe sportinfrastructuur kijken zij vaak enkel naar de bouwkosten, maar onderschatten zij de daaropvolgende exploitatiekosten. Zeker voor complexe sportinfrastructuren, met meerdere zwembaden, sauna’s en douches, zijn de eisen op het vlak van leefmilieu en hygiëne almaar strenger. Denken we maar aan de bepalingen van het Vlaams reglement betreffende de milieuvergunning (Vlarem) en van het besluit op de legionellabestrijding. Het technisch beheer en de exploitatie van complexe sportinstallaties overtreffen doorgaans de logistieke mogelijkheden van lokale besturen. Precies via PPS kunnen zij een consortium van partners binnenhalen die gespecialiseerd zijn in ontwerp, bouw, technisch beheer en exploitatie van sportinfrastructuur.

Elke PPS-constructie doorloopt een leercurve. De eerste projecten zijn de moeilijkste. Op het vlak van sportinfrastructuur konden reeds een aantal toonaangevende projecten met succes worden afgerond. De sportinfrastructuurmarkt is de eerste volwassen PPS-markt geworden. Dit moet de koudwatervrees bij andere besturen doen afnemen. Zij hoeven het ‘warm water’ niet meer uit te vinden. Bij de reeds gerealiseerde PPS-projecten stond maatwerk steeds voorop. Tot nu toe werd deze aanpak vooral gevolgd voor de bouw van zwembaden en fitnesszalen maar uiteindelijk is zij voor alle sporten toepasbaar, ook voor basket, volley en voetbal. Niet alleen voor topsport, maar eveneens voor sport voor allen. Volgens de VCB is het dan ook zinvoller zich verder op de reeds voltooide projecten te inspireren dan nu met een volledig nieuw vastgoedfonds voor sportinfrastructuur te starten.

Marc Dillen, Directeur-generaal van de Vlaamse Confederatie Bouw
Build for Life