Algemeen

Vlaamse aannemers zien daling in woningbouw

Bouwunie, de bij Unizo aangesloten Unie van het KMO-bouwbedrijf, ondervroeg begin december 2007 200 algemene en ruwbouwaannemers. Daarvan heeft 12% geen personeel, 35% werkt met maximaal 4 werknemers, 23% met 5 tot 9 werknemers, 14% met 10 tot 19 werknemers en 16% met 20 of meer werknemers.

25% van hen is gevestigd in de provincie Antwerpen, telkens 23% in Oost- en West-Vlaanderen, 18% in Limburg en 11% in Vlaams-Brabant.

85% van de aannemers is actief in het marktsegment van de ruwbouw van woningen, 21% zet sleutel-op-de-deur-woinngen. 20% haalt (een gedeelte van) zijn omzet uit industriebouw, kantoor- of winkelbouw. 6% doet aan burgerlijke bouwkunde en 9% zet sociale woningen. 94% van de ondervraagde aannemers doet aan nieuwbouw, 83% voert renovatieprojecten uit. Sommige bedrijven zijn op alle markten actief, anderen hebben zich gespecialiseerd.

Het werkvolume van deze bedrijven ligt hoog. 2006 en 2007 waren uitzonderlijk goede jaren. 2008 kondigt zich minder gunstig aan hoewel we zeker niet van een crisis mogen spreken. Opvallend is alleszins dat de aannemers een daling verwachten ten opzichte van vorig jaar van het aantal woningen dat ze gaan bouwen, vooral van het aantal appartementen (31% verwacht een daling). Het aantal renovatieprojecten blijft op een hoog niveau. 57% verwacht nog een toename. Opvallend is de stijgende vraag naar energiebesparende investeringen zoals het plaatsen van dak-, vloer- en muurisolatie. Het ligt in de lijn der verwachting dat door de verhoogde aandacht voor duurzaam bouwen de renovatie van woningen de komende jaren nog sterk zal toenemen. Deze evolutie wordt ondersteund door de stijgende energieprijzen, het Vlaams energierenovatieprogramma 2020 en de talrijke fiscale maatregelen en premies.

Bouwen kan alleen als er voldoende bouwgronden zijn. En dat is niet evident. 90% van de aannemers stelt vast dat almaar minder (kandidaat)bouwers een eigen bouwgrond hebben. Een op vier zegt dat het aantal vragen naar de gemengde verkoop van bouwgrond én woning stijgt. Voor Bouwunie moeten in de eerste plaats de overheden meer gronden vrijmaken om een oplossing te bieden voor het tekort aan beschikbare bouwgronden. Het zogenaamd groot-grondbezit (d.i. eigenaars die meer dan 10 bouwpercelen hebben) is voor meer dan de helft in handen van overheidsinstellingen (OCMW’s, gemeenten) en slechts voor 20% in handen van particulieren. Bouwfirma’ s of bouwpromotoren hebben geen baat bij het opsparen van gronden. De gedane en meestal erg zware investering moet zo snel mogelijk renderen.

De helft van de aannemers stelt geen prijsherzieningsclausules in private overeenkomsten te kunnen inlassen. De klant en/of architect aanvaarden dit niet. Bouwunie meent echter dat bouwbedrijven niet anders kunnen dan de almaar stijgende prijzen aan de klant door te rekenen. Aannemers maken hun offertes immers vaak lang vóór ze de werken starten en dus de te gebruiken bouwmaterialen aankopen. In contracten met de overheid of andere bedrijven gaat het opnemen van een prijsherzieningsclausule vrij vlot. Gewone consumenten hebben hier vaak problemen mee. Bouwunie wil hen toch wijzen op de economische noodzaak van dergelijke prijsherzieningen. Het is bovendien niet de aannemer die aan de basis ligt van deze prijsstijgingen, maar wel de evolutie op de internationale markten. Consumenten moeten beseffen dat een prijs die in december gegeven wordt, wellicht niet houdbaar is voor werken die pas in augustus starten.

8 op 10 aannemers ontvangt vanwege de fabrikant en/of leverancier voldoende informatie over de prijsstijgingen. Zo kan de aannemer die gegevens verwerken in zijn offerte. Aannemers blijven wel vragen om voldoende tijdig te informeren. Voor 39% van de respondenten betekent ‘tijdig’ minstens 1 maand op voorhand; 47% vraagt minstens 2 maanden op voorhand geïnformeerd te worden. Bouwunie stelt vast dat fabrikanten en bouwmaterialenleveranciers nu beter en tijdiger communiceren over prijsverhogingen. Dat was in het verleden wel anders. De waarschuwingen die Bouwunie daarover lanceerde, hebben dus vruchten afgeworpen. Het is immers van groot belang dat de aannemers, omwille van de hierboven vermelde redenen, tijdig op de hoogte zijn van prijsstijgingen zodat ze daarmee rekening kunnen houden bij het opmaken van hun offertes en ook hun klanten tijdig kunnen verwittigen. Bouwunie hoopt dat alle fabrikanten en leveranciers op de ingeslagen weg voortgaan.

Het tekort aan goede vaklui, vooral metsers en bekisters, neemt nog toe. Dit is een van de grootste bedreigingen voor de toekomst van de sector. Hoog tijd dus voor een herwaardering van het technisch en beroepsonderwijs, met veel aandacht voor praktijkervaring zodat jongeren zelf kunnen ervaren wat een job in de bouw inhoudt , én een betere promotie van de bouwsector. Wie voor de bouw kiest, gaat voor jobzekerheid, afwisselend en uitdagend werk en een meer dan behoorlijk loon.

Naast een verhoogde aandacht voor het onderwijs en de andere opleidingsmogelijkheden, is een betere en efficiëntere arbeidsmarktbemiddeling noodzakelijk.

Tot slot wijst Bouwunie op het toenemend belang van HRM. Onderzoek wijst uit dat slechte of onvoldoende communicatievaardigheden van de zaakvoerder of de ploegbaas vaak resulteren in het vertrek van medewerkers naar een andere firma of sector. Daar is dus nog werk aan de winkel ! Bouwunie zet de aannemers alvast op weg door hen eenvoudige tips aan te reiken en te blijven hameren op het belang van een efficiënt personeelsbeleid. De door Unizo ontwikkelde HRM-coach is op maat van het kmo-bedrijf gesneden en onmiddellijk bruikbaar.

Uit de enquête blijkt tot slot dat PPS (publiek-private samenwerking) op niet al te veel enthousiasme kan rekenen bij de Vlaamse aannemersbedrijven. Slechts 12% is geïnteresseerd en heeft zich al geïnformeerd. 61% is totaal niet geïnteresseerd. Dit is uiteraard niet verwonderlijk. Het is ondertussen genoegzaam bekend dat veruit de meeste Vlaamse bouwondernemingen (98,7% telt minder dan 50 werknemers) niet in staat zijn om PPS projecten op hun eentje tot een goed einde te brengen. Zeker wanneer de overheid het volledige pakket van ontwerpen-bouwen-financieren-onderhouden naar de aannemer wenst door te schuiven. Voor Bouwunie is het allereerst van groot belang dat de reguliere budgetten voor investeringsprojecten blijven bestaan. Daarnaast moeten de Vlaamse kmo’s ook voldoende kansen krijgen om rechtstreeks mee te dingen naar Vlaamse PPS-projecten. Bouwunie wenst niet dat de Vlaamse bouw-kmo’s herleid worden tot onder-onderaannemers die niet op een correcte manier vergoed worden voor hun prestaties en geen volwaardig management kunnen ontwikkelen. De overheid zoekt (financiële) groepen die geïnteresseerd zijn in deze projecten en deze groepen hebben uiteraard enkel financieel voordeel voor ogen. Hen opleggen deze te delen met anderen is niet evident. Nochtans is de Vlaamse overheid dit verplicht aan haar ondernemingen. Uiteraard is Bouwunie voorstander van elk initiatief om de kwaliteit van de gerealiseerde projecten te verhogen, maar ook hier heeft de overheid nog altijd de sleutel in handen. Dat gunnen aan de goedkoopste niet altijd de kwaliteit ten goede komt, weet iedereen. Dat PPS-projecten bij gelijkblijvend budget hierop een uitzondering zouden vormen, durft Bouwunie sterk te betwijfelen. Met een groter budget voor ontwerp en uitvoering is er uiteraard hoop op beterschap, maar dat geldt evenzeer in de klassieke formule.
Build for Life