Algemeen

Schrijnwerkers trekken aan Europese alarmbel

Ingevolge de wet van 25 maart 1996 en het KB van 19 augustus 1998 is de Europese Bouwproductenrichtlijn van toepassing op Belgisch vlak. Deze Richtlijn verzekert de wettelijke verplichting om ook bouwproducten te voorzien van een reglementaire CE-markering. Deze markering bevestigt de veronderstelling dat de bouwproducten in overeenstemming zijn met de technische fundamentele voorschriften van de Richtlijn, met betrekking tot de veiligheid, de volksgezondheid, de bescherming van gebruikers en het milieu. Door het aantonen van deze overeenstemming kunnen ze vrij circuleren binnen de Europese Economische Ruimte.
Voor het verkrijgen van een CE-markering dient de producent aan te tonen dat het product dat op de markt gebracht wordt voldoet aan de gestelde specificaties. Dit dient bewezen te worden zowel bij de eerste toepassing van het product door middel van basis initiële testen (ITT of Initial Type Testing) als bij verdere toepassing door middel van controle van de fabricage in de productie (FPC of Factory Production Control). Afhankelijk van het opgelegde attesteringsniveau van het product kunnen deze controles door de fabrikant zelf gebeuren of dienen deze door een derde partij (NB of Notified Body) uitgevoerd te worden.

De invoering van deze CE-markering, die voor sommige producten al van toepassing is en voor andere in voorbereiding, brengt uiteraard een prijskaartje met zich mee. De verschillende bouwproducten moeten immers op meerdere prestatie-eisen getest worden en dit zowel initieel als gedurende de verdere productie.

De Confederatie Bouw en haar Schrijnwerkersfederaties vrezen dat de kostprijs voor de invoering van het systeem niet gedragen kan worden door de schrijnwerkerijbedrijven. De schrijnwerksector wordt immers gekenmerkt door zijn grote verscheidenheid en vakbekwaamheid. Het zijn in overgrote mate kleine bedrijven, met minder dan 50 werknemers in dienst. Vermits deze bedrijven voornamelijk produceren voor gebruik in eigen land, profiteren zij niet van de verwijdering van handelsbelemmeringen, wat het voornaamste doel van de CE-markering is. Deze sector dreigt door de CE-markering in haar huidige vorm geconfronteerd te worden met bijkomende lasten.
De door deze “niet-geïndustrialiseerde schrijnwerker” vervaardigde producten hebben meestal een uniek ontwerp en worden vervaardigd voor een specifiek bouwwerk. De aantallen die van een bepaald product vervaardigd worden zijn dan ook zeer beperkt.
Indien elk van deze producten de opgelegde testen moet ondergaan, zal de prijs onbetaalbaar worden.
De particulier zal bijgevolg verplicht worden te kiezen uit het standaardgamma van de serieproducten of, wanneer hij iets unieks wenst, zal hij bereid moeten zijn er veel geld voor op tafel te leggen.
Dit zal tot gevolg hebben dat de KMO-schrijnwerker uit het marktbeeld gaat verdwijnen en dat terwijl het op heden een groeiende sector is die in België ongeveer 20.000 mensen te werk stelt.

Op heden zijn er echter nog een aantal onduidelijkheden in de Europese regelgeving waardoor het in extremis nog mogelijk is dergelijk doemscenario te voorkomen.
Hieronder vindt u een aantal van onze voorstellen dienaangaande.
Wij denken in eerste instantie aan het opheffen van de verplichte CE-markering voor unieke producten. Deze aanpak laat de schrijnwerker de mogelijkheid al dan niet over te gaan tot CE-markering voor zijn producten.
Daarnaast zou er een procedure gecreëerd moeten worden waardoor een sectorale aanpak mogelijk wordt. Hierbij denken we bvb. aan een vorm van ‘gedeelde ITT’ (shared ITT), maar ook hiervoor werden de ‘spelregels’ nog niet duidelijk omlijnd.

Wij hebben het standpunt van onze beroepsorganisatie dienaangaande tevens overgemaakt aan de FOD Economie en aan onze Europese Federatie FIEC, die dezelfde mening is toegedaan.

Wij verzoeken de Belgische en Europese overheid om rekening te houden met onze bezorgdheid en de nodige maatregelen te treffen voor het te laat is.
Build for Life