Algemeen

Asbest, de stille doder

De brand op zaterdag, 9 januari ll in een koeienstal in Lille, in de Antwerpse Kempen, waarbij een aanzienlijke hoeveelheid asbestvezels de lucht in werd geblazen, drukt ons nog maar eens met de neus op de feiten. Wie de vederlichte en bijna onzichtbare vezels inademt, riskeert op de lange termijn ernstige gezondheidsrisico’s. Toch wordt in ons land nog te vaak schouderophalend gereageerd als het om asbestvervuiling gaat – en niet in het minst in de bouwsector. Onbegrijpelijk, want asbest is een onvervalste sluipmoordenaar.

Een brand waarbij asbest vrijkomt verloopt doorgaans volgens een vast scenario: de brandweer stelt een perimeter in, ze vraagt omwonenden om deuren en vensters te sluiten en ze schakelt een gespecialiseerde firma in om het neergeslagen asbest binnen de perimeter op te ruimen. Dat was bij de brand op zaterdag 9 januari ll in Lille waarbij een koeienstal uitbrandde, niet anders. De voornaamste zorg van de brandweer is – logischerwijze – het blussen van de brand en het zo snel mogelijk vrijmaken van de openbare weg. Na de brand kraait echter niemand nog naar de aanzienlijke hoeveelheden asbestvezels die tot voorbij de perimeter zijn geraakt. Dit illustreert duidelijk hoe er in ons land tegen het asbestprobleem wordt aangekeken: met schouderophalen.

Verzot op asbest

Hoewel de productie, de verwerking en het gebruik van asbest al sedert 2001 in de hele Europese Unie is verboden, kampen we nog voortdurend met de problemen die onze historische asbesterfenis veroorzaakt. Die erfenis is ontzagwekkend: volgens ruwe schattingen is er momenteel nog 3,7 miljoen ton asbest ‘in omloop’ in België. Het grootste deel daarvan zit verwerkt in asbestcement waaruit golfplaten, dakleien en allerhande buizen zijn vervaardigd. Bij huizen en gebouwen ouder dan 30 jaar kun je er donder opzeggen dat ze asbest bevatten. Tijdens de jaren 60’ en ’70 van vorige eeuw – de gloriejaren van het brandwerende en isolerende goedje – was België immers koploper in de wereld qua asbestverbruik.

Hoe veilig is hechtgebonden asbest?

Golfplaten en leien zijn voorbeelden van zogenaamde ‘hechtgebonden’ asbesttoepassingen: de vezels zitten vast in een ander materiaal (bijvoorbeeld cement). Over hechtgebonden asbest luidt de algemene perceptie dat het niet gevaarlijk is ‘zolang je er vanaf blijft’. Dat wil zeggen: zolang je er niet in slijpt, zaagt of breekt waardoor de onzichtbare vezels kunnen loskomen en je ze kunt inademen. Hechtgebonden asbest staat daardoor bijna synoniem voor ‘veilig’ asbest. Ben je je huis aan het renoveren en wil je golfplaten verwijderen of een leien dak vervangen, dan zal de Belgische wetgeving je geen strobreed in de weg leggen. Neem je een aannemer of dakdekker onder de arm, dan zullen zij wellicht aanbieden om dit klusje in jouw plaats te doen. Kort samengevat: met hechtgebonden asbest wordt in de Belgische bouwsector wel heel licht omgesprongen.

Nederland: alle asbestdaken weg tegen 2024

Helaas is hechtgebonden asbest niet zo veilig als het lijkt. Uit onderzoek van het Nederlandse instituut TNO blijkt dat dakbedekking uit asbestcement onder de invloed van de weersomstandigheden langzaam maar zeker degradeert. Door temperatuursschommelingen, vrieskou, sneeuw, hagel en wind slijt het asbestcement af. Zuren afkomstig van luchtvervuiling versnellen dat proces. En mosgroei zorgt bijvoorbeeld voor breukvorming. De resultaten van het Nederlandse onderzoek liegen er niet om: bij daken ouder dan 20 jaar spreekt de studie van een sterke degradatie van het asbestcement en dus van een hoog risico op het vrijkomen van asbestvezels. Hoewel de luchtconcentratie in de directe omgeving niet alarmerend hoog is, is bij één op de twee asbestdaken in Nederland de bodem wel dermate vervuild dat hij eigenlijk moet gesaneerd worden. Om maar te zwijgen van het risico op het vrijkomen van asbest bij branden en ander onheil. Nederland ging daarom enkele maanden geleden over tot een ambitieuze maatregel: tegen 2024 moeten alle asbestdaken verwijderd zijn. En dat verwijderen mag alleen gebeuren door erkende firma’s die volledig conform de veiligheidsvoorschriften werken (dat wil zeggen met onder andere luchtfilters, lichtdichte tenten en beschermende overalls).

Belgische wetgeving schiet tekort

België heeft echter nog een lange weg te gaan. Hoewel de Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij OVAM momenteel bezig is aan een stappenplan voor een veilige afvalverwerking van asbest, is er op het gebied van de bescherming van werknemers in de bouw (en op het gebied van de volksgezondheid in het algemeen, betreffende particulieren die hun asbest zélf verwijderen of mensen die het goedje inademen na een brand) nog veel werk te verzetten. En dat terwijl het voornamelijk bouwvakkers zijn die het grootste risico lopen om ziek te worden van asbest.

Om nog eens op de brand in Lille terug te komen: hoewel elk bedrijf in België volgens de wet verplicht is een zogenaamde asbestinventaris op te stellen, is dit in de praktijk heel vaak dode letter. Er is nauwelijks controle op en iedereen die zich ertoe geroepen voelt kan zich aanbieden bij bedrijven om zo’n inventaris op te stellen. Bij incidenten is het dus vaak gissen hoe groot de asbestvervuiling precies is.

In vergelijking met andere EU-landen, en zeker buurlanden als Frankrijk en Nederland, loopt de Belgische wetgeving serieus achter op het vlak van bescherming tegen asbest. Zowel bij onze noorder- als zuiderburen wordt er al jarenlang geen onderscheid meer gemaakt tussen hechtgebonden en ongebonden asbest. Beide asbesttoepassingen worden als gevaarlijk bestempeld, en firma’s die ze willen verwijderen moeten over de nodige certificaten beschikken. In België zijn zulke certificaten alleen verplicht bij de verwijdering van ongebonden asbest.

Quote: ‘Iedereen mag in België hechtgebonden asbest verwijderen. Helaas is dat asbest niet zo veilig als vaak wordt beweerd. De wetgeving moet daarom dringend worden aangepast. We kunnen daarvoor inspiratie opdoen in Frankrijk en Nederland.’

Stille doder

Van de schadelijkheid van roken kijkt tegenwoordig niemand nog op, maar als het om asbest gaat halen velen nog hun schouders op. Een van de redenen is natuurlijk dat er tussen blootstelling en diagnose vaak ettelijke jaren zitten – vaak meer dan 20 jaar. Daardoor is asbest een van de gevaarlijkste sluipmoordenaars in België. Ziekten zoals asbestose (een gevaarlijke variant van stoflong), pleurale plaques (verdikkingen van het borstvlies), long- en buikvlieskanker (het gevreesde en dodelijke mesothelioom) en gewone longkanker gelden als typische beroepsziekten gerelateerd aan asbest. Sedert kort horen hier ook keel- en strottenhoofdkanker bij. Volgens een Franse studie – in België wordt er overigens maar bitter weinig onderzoek naar gevoerd – zou tussen de 4 en 8,5 procent van alle kankers veroorzaakt zijn door asbest.

Het Belgische Asbestfonds (AFA), waar slachtoffers om een vergoeding kunnen vragen, zag volgens haar meest recente cijfers tussen 2007 en 2012 ruim 1.500 asbestslachtoffers passeren: bijna 900 patiënten met mesothelioom en ruim 600 met asbestose. Onder de slachtoffers bevonden zich, behalve werknemers uit de vroegere verwerkende industrie, ook loodgieters, lassers, metaalarbeiders, bouwvakkers en zelfs dokwerkers. Maar het AFA geeft toe dat de reële cijfers wellicht (veel) hoger liggen. Nauwkeuriger onderzoek uit Nederland staaft dat: bij onze noorderburen overlijden er jaarlijks tussen de 900 en 1.300 aan een asbestgerelateerde aandoening. Dat is dubbel zoveel als de dodelijke slachtoffers op de Nederlandse wegen. Of hoe een stille doder tot op de dag van vandaag veel meer slachtoffers maakt dan we beseffen.

Ook interessant


Build for Life