Duurzaam Bouwen

Zoemdak moet biodiversiteit naar een hoger niveau tillen

Zoemdak moet biodiversiteit naar een hoger niveau tillen
In Antwerpen, Brussel en Gent worden momenteel de eerste zoemdaken aangelegd. Het zijn er veertien en ze maken deel uit van een project om de biodiversiteit een extra duwtje in de rug te geven. Het doel is om groendaken te ontwikkelen waarvan wetenschappelijk bewezen is dat ze een thuishaven vormen voor wilde bestuivers.

Zoemdaken zijn groendaken die extra geschikt zijn voor bloembezoekende insecten, vooral voor wilde bestuivers. En dat is nodig want de insectenpopulatie daalt dramatisch, wat een grote impact kan hebben op onze voedselketen. Driekwart van onze land- en tuinbouwgewassen zijn afhankelijk van bestuivers – voor 85 procent van wilde bestuivers. Honingbijen alleen kunnen die klus niet klaren.
Helaas hakken klimaatopwarming, overbemesting (o.a. door stikstofdepositie), verkeerd gebruik van gewasbeschermingsmiddelen en het verlies aan habitat (leefgebied) door dichte verstedelijking en landbouwintensivering flink in op de insectenpopulatie. In 30 jaar tijd daalde het aantal insecten met een duizelingwekkende 80 procent.

Groendakspecialist IBIC is de initiatiefnemer van het Zoemdak en werkt samen met Natuurpunt Studie, Hogeschool PXL en KU Leuven, met de steun van VLAIO. “Het belangt ons allemaal aan om werk te maken van meer biodiversiteit. Wij willen ons steentje bijdragen door onze groendaken te upgraden tot zoemdaken”, zegt Wim Garmyn, Innovation Engineer bij IBIC (Soprema Group). “We stapten daarom naar Natuurpunt met de vraag: welke bestaande zadenmengsels voor extensieve groendaken zorgen voor een beplanting die wilde bestuivers lokken?”
Het antwoord was verbijsterend. De commerciële mengsels zorgen dan wel voor variatie in de vegetatie (lees: het resultaat oogt mooi en divers), maar geen enkel mengsel leek op papier effectief veel meerwaarde te bieden voor wilde bestuivers.
Ondanks het gegeven dat concurrenten ‘biodiversiteit’ gebruiken als term om bepaalde groendaken aan te prijzen, is er momenteel in de markt geen enkele speler die via een holistische kijk (plantenkeuze, substraattype, -dikte, en –opbouw, nestplaatsen…) en bijbehorende grondige aanpak (via proefopzet en analyses) een systeem in de aanbieding heeft dat effectief een bewezen duurzame bijdrage aan de biodiversiteit biedt.

Toenemende vraag

De vraag naar groendaken met een biodiverse vegetatie neemt toe. “We mogen de kans niet laten liggen om in te spelen op die gunstige evolutie en zoemdaken te ontwikkelen die meerwaarde bieden aan wilde bestuivers”, zegt Wim Garmyn. “Maar wij geloven niet in luchtkastelen, dus is de vraag: hoe komen we tot een soortensamenstelling die effectief bewijst dat het én stressbestendig genoeg is voor een groendak én een significant verschil maakt in het lokken van wilde bestuivers?”

Een kolfje naar de hand van onderzoekers van Natuurpunt Studie (Jens D’Haeseleer en Pieter Vanormelingen), prof. em. Martin Hermy ( KU Leuven) en onderzoeksgroep PXL Bio-Research van Hogeschool PXL (Carmen Van Mechelen), die samen met IBIC en met steun van VLAIO 40 plantensoorten gaan testen op daken in Antwerpen (6), Brussel (4) en Gent (4). Wim Garmyn: “Ons doel is te komen tot een selectie van 20 tot 25 succesvolle soorten. Die willen we zo budgetvriendelijk mogelijk commercialiseren, zodat er zo weinig mogelijk financiële of praktische drempels zijn om ze daadwerkelijk te plaatsen.”

Groene (en zoemende) corridors in de stad

De meest budgetvriendelijke groendaken zijn de zogenaamde extensieve daken met een relatief beperkt gewicht, en dus op heel veel woningen van toepassing. Extensieve groendaken worden niet bevloeid en moeten min of meer zichzelf in stand kunnen houden. De beplanting moet onder meer langere periodes van droogte onder een blakerende zon kunnen weerstaan.

“Met het project dat nu loopt, willen we komen tot een wetenschappelijk onderbouwde studie waarmee we architecten en bouwheren kunnen overtuigen om voor een zoemdak te kiezen. Zoemdaken kunnen in verstedelijkte omgevingen groene corridors en uitwijkplaatsen opleveren waardoor de wilde bestuivers een groter gebied hebben om voedsel te vinden.”

Ook interessant