Verbouwen

Hoe wordt injectiegel toegepast?

De gel wordt drukloos in de muur geïnjecteerd: meestal gebeurt dit met een handkitpistool.

Voorbereiding
Bij de voorbereiding is een correcte diagnose van zeer groot belang. Hierbij moet de vraag gesteld worden of er wel degelijk sprake is van opstijgend grondvocht. De vochtmeting gebeurt hier door radiofrequentiemeting, of beter nog door weging van boorstalen in combinatie met zoutanalyse. Is er sprake van capillair opstijgend vocht, dan bestaat de volgende stap uit het verwijderen van plinten, lambriseringen,... Ook alle aangetaste pleisters tot ca. 50 cm boven het zichtbare schadefront dienen best verwijdert te worden. Vervolgens worden gaten geboord met een diameter van 12 mm in de te behandelen voeg, met een tussenafstand van 10 tot 12 cm. De diepte van de te boren gaten is afhankelijk van de muurdikte. Zo is een boorgat in een muur van 30 cm dik ongeveer 27 cm diep.

Injectie
De injectienaald wordt volledig ingebracht tot op het einde van het boorgat. Terwijl de spuitmond wordt teruggetrokken, vult men het boorgat volledig met de gel, tot op ongeveer 1 cm van het muuroppervlak.
De boorgaatjes worden best oppervlakkig dichtgestopt. Vervolgens zullen de actieve stoffen van de injectiegel zich spreiden in de mortel en in het omgevend metselwerk om na verloop van tijd te verharsen en een waterafstotende laag te vormen.

Belangrijk: Bij optrekkend vocht is er altijd zoutbelasting van de muren

Het is steeds aan te raden voor aanvang der werken een correcte diagnose van de problematiek uit te voeren. Deze kan bestaan uit het correct bepalen van de oorzaken van het probleem, en uit het analyseren van de vocht- en zoutbelasting van het metselwerk.
Door optrekkend vocht kunnen hoge concentraties aan hygroscopische zouten voorkomen in de muur en de pleisterlagen. Na uitdrogen of het ‘luchtdroog’ worden van de muur blijft een belangrijk deel van deze zouten achter in het metselwerk. Ondanks de doeltreffendheid van injectiegels kunnen deze hygroscopische zouten vocht opnemen uit de omgevende lucht, waardoor de wand vochtig kan blijven en decoratiematerialen kunnen beschadigd worden. Het verwijderen van de oude pleisterlagen zal deze zouten aan de oppervlakte verwijderen, doch het achtergebleven zout in de muur kan opnieuw naar buiten treden en de nieuwe bepleistering aantasten.
Bovendien heeft een vochtige muur veel tijd nodig om te drogen. Algemeen wordt aangenomen dat 1 maand droogtijd nodig is per 2 à 2,5 cm muurdikte, bij normale omstandigheden qua verluchting en verwarming.
Om de behandeling tegen optrekkend vocht te vervolledigen moet het nieuw afgewerkte muuroppervlak gevrijwaard worden van verdere vochtschade. Daarom moet de nieuwe bepleistering tenminste voldoen aan drie functies:

  • De doorgang van restvocht en zouten naar het muuroppervlak verhinderen
  • De hygroscopische vochtopname door de zouten in de muur verhinderen
  • Het risico op condensatie op de nieuwe afwerking reduceren

Hoe de geïnjecteerde muur herpleisteren?
Er zijn verschillende oplossingen:
  • Toepassing van een gebruiksklare saneerpleister, ontwikkeld voor gebruik op vochtige en zoute ondergrond. Deze pleisters hebben een open structuur en kunnen gedurende een vrij lange periode de zoutkristallen opslaan. Let echter op met de afwerking, die volledig dampopen dient te zijn.
  • Toepassing van een cementgebaseerde coating waarop een hechtingsverbeterend product en een bepleistering worden aangebracht. (deze coatings kunnen ook sulfaat-bestendig zijn)
  • De beste oplossing is de toepassing van een dunne noppenbaan met opgelast pleisterhechtingsnet of thermisch gelaste non-woven dat de besmette muur volledig van de nieuwe pleisterlaag zal afscheiden. Best gebruikt men hiervoor dunne polyethyleen noppenbanen, bevestigd met flexibele lijm en/of met kunststof pluggen.

Opm: Metalen bevestigingen zorgen voor een plaatselijke koudebrug en zijn onderhevig aan corrosie. Wil men nog sneller afwerken, dan kan men op deze membranen gipskartonplaten aanbrengen.

Een beperkte overbrugging van de vochtwerende laag door deze bepleisteringen (maar zeker niet door de eindafwerking in gipspleister!) heeft geen invloed op de werking van de vochtwerende laag. Wel is het aan te raden niet door te pleisteren tot op niveau van de afgewerkte vloer, en zeker niet tot op de draagvloer. Dit kan vochtbruggen vanuit de vloer veroorzaken. Het gebruik van gipspleisters of producten op basis van gips, en sterk poreuze pleisters zoals kalkpleister of leempleister is uitgesloten.

Lees ook:

Ook interessant