Duurzaam Bouwen

E-peil niet-residentiële gebouwen blijkt moeilijke oefening

E-peil niet-residentiële gebouwen blijkt moeilijke oefening
De kersverse E-peileis voor niet-residentiële gebouwen, inclusief minimumaandeel hernieuwbare energie, zorgt andermaal voor meer complexiteit in de bouwsector. Om de kosten te beperken en duidelijkheid te scheppen voor de bouwheer, betrekken architecten en studiebureaus de EPB-verslaggever het best zo snel mogelijk bij het project.
Sinds 1 januari 2017 zijn de EPB-eisen uitgebreid met een E-peileis en een minimumaandeel hernieuwbare energie voor niet-residentiële gebouwen. Voortaan zijn niet alleen scholen en kantoren EPB-plichtig, maar alle gebouwen met een niet-residentiële functie, zoals ook rusthuizen, handelspanden en horecazaken. Deze bestemmingen vallen onder het begrip ‘EPN-eenheid’. Industriële gebouwen blijven buiten schot.

Functionele delen

Het E-peil voor EPN-eenheden wordt berekend volgens de EPN-methode en is afhankelijk van de aanwezige functies. Twee kantoren met verschillende ‘functionele delen’ hebben daardoor een andere E-peileis. Er werden achttien functionele delen gedefinieerd (keuken, logeren, refter, handel, …) met eigen E-peileisen. “Die aanpak maakt de berekening complex”, stelt Sara Maeyninckx van Xenadvies, gespecialiseerd in EPB-verslaggeving. “Er kruipt veel tijd in. Wij moeten elke zone van ruimtes koppelen aan een bepaalde functionele categorie en per categorie vervolgens de bruikbare vloeroppervlakte bepalen. Daaruit volgt dan het maximale E-peil en het E-peil voor het project. Maar als de architect nog wijzigingen aanbrengt, moeten we opnieuw beginnen.”

Ruimte voor interpretatie

Sara Maeyninckx wijst erop dat de kans bestaat dat verschillende EPB-verslaggevers een andere maximale E-peileis zouden kunnen berekenen. “Er is ruimte voor interpretatie. Sommige functionele delen zijn duidelijk gedefinieerd, zoals klaslokalen. Maar voor een polyvalente ruimte, bijvoorbeeld, heeft het bouwteam meer interpretatievrijheid. Dat heeft gevolgen voor het E-peil. Zo geldt voor een ruimte voor bijeenkomsten een E-peil van 80, terwijl een kantoorruimte een maximum E-peil heeft van 55.”

Meer aandacht voor technieken

Naast het maximum E-peil en een minimumaandeel hernieuwbare energie komt er ook een verplichte rapportering van de technieken. “Wij verwachten dat er, zeker bij kleinere projecten, zoals horeca- en handelszaken, meer aandacht zal zijn voor energiezuinige koelinstallaties en verlichting”, zegt Sara Maeyninckx. “Bij grote projecten, zoals ziekenhuizen, zal de impact minder groot zijn, omdat daar in het verleden al veel aandacht was voor energiebesparende technieken.”

Tips voor architecten en studiebureaus

Maeyninckx heeft vier tips waarmee ontwerpers op de nieuwe E-peileis kunnen anticiperen. “Ten eerste: denk goed na over de functionele delen, zodat daar meteen duidelijkheid over is. Ten tweede: voorzie genoeg ruimte voor technieken, zoals PV-panelen en omvormers, boilervaten en warmtepompunits. Ten derde: werk het lastenboek zo gedetailleerd mogelijk uit, zodat aannemers over alle informatie beschikken. Dat scheelt achteraf een pak werk. Ten vierde: betrek de EPB-verslaggever zo vroeg mogelijk bij het project. Let wel: niet alle verslaggevers berekenen het E-peil voor niet-residentiële projecten. Zoek een ervaren kantoor met de vereiste expertise.”

Ook interessant